hier is Tinus!

Zo lief had God de wereld dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft  opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  Johannes 3:16

Bezoekers nu

Bezoekers totaal

zaten


Home Wie ben ik Onoverzichtelijke bocht Zijn Naam Cursief Eerste hulp Maarten In vogelvlucht Links Contact

Naar Zeist

In 1958 verhuisden we van Goudriaan naar Zeist. Papa had daar een bakkerij gekocht waar we allemaal werk in zouden kunnen vinden. We hebben er ook allemaal in gewerkt. Alleen mijn oudste broer Wim was een echte bakker, want hij bleef. Mijn oudste zus heeft ook nog vele jaren in de winkel gewerkt, mijn jongste zus ging de verpleging in, mijn jongste broer werd woninginrichter en ikzelf ging voor een aantal jaren bij de Landmacht.

De eerste herinnering die ik heb aan de verhuizing is de eerste zondag dat we met elkaar gingen wandelen. Dat was in het Dijnselbos. Dat bestaat nu niet meer want in de loop van de tijd is daar een woonwijk ontstaan. Ik heb later als vrachtwagenchauffeur nog meegewerkt om van al die bomen die daar stonden spaanplaat te maken. Mijn aandeel bestond er in om de bomen naar Hoogezand te rijden waar ze vermalen en geperst werden. Hoogezand was toen nog zonder Sappemeer.

Maar goed, die eerste zondag liepen we in het Dijnselbos en op een gegeven moment begon ik te huilen. Mijn vader vroeg wat er aan de hand was. Ik zei dat ik naar huis wilde. Maar mijn vader begreep me niet goed. Hij zei dat we nog een een stukje verder zouden lopen tot de Amersfoortse weg en dat we dan via de Panweg en de Patijlaan naar huis zouden lopen. Ik zei: ‘Nee, daar wil ik niet heen, ik wil naar huis. Ik wil naar de koeien en niet hier in dit bos lopen.’ Toen begreep mijn vader het. ‘Het wordt een beetje moeilijk jongen, het huis in Goudriaan staat te koop en we kunnen niet meer terug. Maar volgende week zondag gaan we bij de koeien wandelen, dat beloof ik je. Droog je tranen nu maar.’ En hij gaf me zijn zakdoek om mijn behuilde gezicht af te vegen.

In de loop van de tijd heb ik de bossen wel leren waarderen. Maar toen ik jaren later Liselore Gerritsen hoorde zingen over haar liefste plekje met de woorden: ‘In mijn hart daar stroomt de Ijssel’ kon ik zo met haar meevoelen want ‘in mijn hart daar is de polder’. Dat is altijd zo gebleven. Op deze site kun je lezen dat ik op veel plaatsen heb gewoond en ik heb geleerd me overal te kunnen aanpassen. Maar toch, meer dan zestig jaar later heb ik het gevoel thuis te komen als ik in de Alblasserwaard en de Vijf Herenlanden kom.

In de jaren dat ik in Zeist woonde is er heel wat gebeurd. Ik leerde mijn eerste liefde kennen: Fija. Ben er met haar getrouwd en heb er drie geweldige zonen gekregen. Maar het belangrijkste we hebben daar samen geleerd de Heere Jezus te volgen. Zo vaak met zoveel vallen en opstaan, maar Hij hield ons vast en leidde ons op Zijn weg.

Foto ‘s: Het Rond in Zeist met Gemeentehuis. Met mijn vader en moeder en mijn Airdale terrier Queenee.


In dienst bij Hare Majesteit

Van 1958 tot 1963 werkte ik bij mijn ouders in de bakkerij. Ik vond het werk heel fijn, maar ik wilde eigenlijk bij de Koninklijke Marechausse. Mijn oudste broer Wim was daarvoor bestemd voor zijn dienstplicht. Alleen kreeg hij vrijstelling van ‘eerste oefening’ zoals dat toen hette en later werd hij buitengewoon dienstplichtig en hoefde dus ehelmaal niet op te komen.

Ik solliciteerde op het Fort bij de Berenkuil in Utrecht. Nadat men mij psychologisch had onderzocht moest ik naar de Knoopkazerne in Utrecht voor een medische keuring. Die duurde vier dagen. We begonnen met ongeveer veertig sollicitanten en op de vierde dag waren we ‘s morgens nog maar met zijn vieren. Allemaal dachten we dat we het wel hadden gehaald. Maar nee, te vroeg gejuicht. Twee van ons, waaronder ikzelf, vielen toch nog af.

Kort daarna kreeg ik mijn oproep voor de dienstplicht. Ik begon bij het 4e peloton  van de  1e Cie van Heutz in de A Barakken in Schoonhoven. Daarna overgeplaatst naar de rijopleiding in Blerick bij Venlo en na het behalen van het rijbewijs werd de legerplaats Steenwijkerwold voor een jaar mijn ‘thuis’ bij de 429e Compagnie van Heutz Mobiel.

Nog wat later werd de hele comagnie overgeplaatst naar Leeuwarden waarvandaan ik na een klein jaar weer vertrok. Nu naar de Genieschool in de Dumolinkazerne Soesterberg. Daar werkte ik bij ruim een jaar, eerst bij de Genie en later bij de Technische Dienst. Het laatste half jaar werkte ik bij de Aan- en Afvoertroepen in de Juliana van Stolbergkazerne in Amersfoort.

In mijn diensttijd groeide mijn interesse voor rijden met het ‘grote spul’. Ik leerde er te rijden met de Centurion tank als tankcommandant, Ik reed met DAF YP 408 pantserwagen en verder met de GMC vrachtwagens, Dodge, International, Jeep en DAF 314 en 328. Ook reed ik eens met de Antar voor het vervoer van tanks.

In deze tijd ging het met mijn geloofsleven bergafwaarts. Soms kwam ik even weer tot bezinning maar meestal ging ik met de massa mee. Dronk als een ketellapper en leidde een vrij roekeloos leven. Als ik thuis was ging ik mee naar de kerk en had dan heimwee naar de tijd dat ik nog niet in het leger was. Dan nam ik mij voor om te verbeteren, maar dat kon ik nooit vasthouden. Gelukkig had ik twee jaar voor ik in dienst ging Fija leren kennen. Zij zou werkelijk mijn reddende engel zijn.

Foto’s Fija bij mij op bezoek in de A Barakken in Schoonhoven op  ‘Fillerdag’. Korporaal bij Genietroepen, Korporaal der eerste klasse bij de Aan en Afvoertroepen. Op de International in Steenwijkerwold mijn slapies: Tappel, v.d. Broek en Renkens en ervoor: Ikzelf, Ijsveld, en de Haan

September 1961.

Daar zat ze. Schuin tegenover me. Zwart haar met een bruinachtige gloed erover en de donkerbruinste ogen die ik ooit had gezien. Het was op de eerste Cathechisatieles bij Ds. Roelofsen in gebouw Hebron in Zeist aan de Savornin Lohmannlaan. Elk detail is nog bij me als de dag van gisteren. Op rij af aan moesten we elkaar aan elkaar voorstellen. Toen het haar beurt was zei ze: ‘Ik ben Fija van Middelkoop en ik kom uit Ameide en werk hier in Zeist. Mijn hart sprong op, Ameide, daar kwamen mijn opa en oma vandaan, de ouders van mijn moeder; ik had daar heel wat familie wonen en het was vlak bij Goudriaan. Ik was zo vaak in Ameide geweest en had haar nooit gezien terwijl ze, naar later bleek, schuin tegenover een tante van mij woonde en het huis van een andere tante vlak bij haar om de hoek van de straat stond. Het verbaasde me dat zowel zij als ik vanuit de Alblasserwaard naar Zeist waren verhuisd om elkaar tegen te kunnen komen. Maar het duurde nog tot februari 1962 voordat ik de stoute schoenen aantrok en haar vroeg of ik met haar mee mocht fietsen naar het huis waar zij woonde. Dat mocht en de zaterdagavond erna gingen we samen naar Atlanta op de Steynlaan en aten daar een Russisch ei.

Twee weken later liepen we op zondagmiddag in het Zeisterbosch en toen wisten we allebei al dat we met elkaar verder door het leven wilden gaan. We wilden zo gauw mogelijk trouwen. We verloofden ons op 30 november 1963 en trouwden op 24 juli 1964.

In 1965 kregen we Peter Edgar, in 1966 Marcus Andreas Martinus. (Die laatste naam had ik er bij de aangifte op eigen houtje ter plekke aangeplakt, dit tot een lichte ergernis van Fija omdat we samen de eerste twee namen hadden afgesproken. In 1968 kwam Sven Alver Alrik Brynjulff. Een tante van Fija, tante Marrie, was de eerste die ontdekte dat we onze auto hadden vernoemd…. Ja, we reden toen namelijk in een SAAB.

Vernoemen

Ja, dat vernoemen van kinderen kon soms problemen geven. Mijn ouders hebben er nooit moeilijk over gedaan dat wij nieuwe namen in de familie brachten. Maar de schoonvader van een schoonzusje maakte wel aardige stampei.

Ik liep met mijn zoontje Peter aan de hand op het erf van de boerderij van een zwager waar we wel eens vaker kwamen. De vader van mijn zwager woonde in het achterhuis en hij kwam naar me toe en ze: ’Jaj bin een goddelôze vint’. Daar schrok ik wel even van, ja als iemand je een goddeloze vent noemt…. Hij ging verder: ‘Jai ha je zôôn motte vernoeme. Je schôônvoader het hier staan janke as een keind. Het was waar we hadden onze zoon niet vernoemd, maar dat mijn schoonvader had staan huilen bij deze boer leek me toch wel heel erg sterk, want ja, als Peter vernoemd was geweest was hij vernoemd naar mijn vader en had hij Arie geheten. Dat zei ik dan ook tegen de oude boer.

‘Maar Bas’ (dat was mijn schoonvader) ; die wist ta jaj hum ok nie zou vernoeme as jullie nog een zeun zouwe krijge.’ Dat was zo, want een jaar na Peter was Marcus geboren.

‘Jaj bin een goddeloze vint’, herhaalde de boer nog maar eens.

Ik vroeg de boer waarom het goddeloos was dat ik mijn vader en schoonvader niet had vernoemd.

‘Christenmense’,zei hij, ‘hebbe eerbied veur het voorgeslacht en die vereer je deur ze te vernoeme, dat is zoas de bijbel leert.’

‘Abraham had twee zonen Izaäk en Ismaël, die waren dus niet vernoemd naar zijn of Sara’s moeder. Izaäk kreeg twee zonen, Jacob en Ezau, weer niemand vernoemd….’ En als klap op de vuurpijl zei ik: ‘Jacob kreeg wel twaalf zonen en niet een was er vernoemd naar een voorouder, dus ja dat zijn toch geen slechte voorbeelden hé?’

Hij pakte de emmer op die hij naast zich had neergezet toen hij me aansprak en slofte weg. Ik hoorde hem nog net brommen:’goddelôôze vint’.

Panisch

Ik heb jarenlang te maken gehad met paniekaanvallen. Op allerlei momenten kon het zomaar over me heen komen. Dan wilde ik wegvluchten en wist niet waarheen. Dat heeft zich jarenlang voorgedaan.

Nadat wij uit Goudriaan waren verhuisd naar Zeist verhuisden deze aanvallen mee. Ik durfde er nooit over te praten omdat ik bang was dat ik dan dood zou gaan. Dus hield ik het maar voor me. De eerste keer dat het gebeurde was in nog Goudriaan, bij meester Slob in de vierde of vijfde klas.

Onze dorpsschool met de Bijbel had twee lokalen. Wij zaten met drie klassen bij elkaar, vier, vijf en zes bij meester Slob. Het was halverwege de ochtend. Plotseling overviel mij, zomaar uit het niets, een panische angst. Ik dacht dat ik ter plekke zou sterven zo ’n verschrikkelijke paniek maakte zich van mij meester. Ik wilde maar een ding: naar mijn ouders. Als ik er nu aan denk, na vijftig jaar voel ik nog steeds iets van dat vreselijke dat mij toen overkwam. Ik moest toen, en later als mij dit overkwam, denken aan een paar regels uit een berijmde psalm. ‘….daar d’ angst der hel mij alle troost deed missen’, en, …ik was benauwd in al mijn droefenissen.

Deze panische angsten maakten zich steeds vaker van mij meester. Soms was ik aan het spelen en rende dan bijna verblind van angst en zo hard ik kon weg waarna de angst weer luwde.

Jaren later toen we in Zeist woonden zat ik op mijn beurt te wachten bij de kapper en plotseling overviel mij de angst weer. Ik gaf mijn beurt op en liep naar buiten.

Soms zat ik in de kerk of was ik bij een andere gelegenheid met mensen om me heen, vooral in die gevallen dat het lastig was zomaar even weg te lopen. Ik ging ook nooit in een rij mensen zitten, ik moest ‘op de hoek’ zitten en weg kunnen. Zo vaak ben ik de kerk uitgelopen of een vergadering onder het mom van een ‘plassie plegen’. En soms liep ik dan naar de auto en reed ik weg om een half uurtje later of zo weer terug te rijden….

Een keer, ik was toen militair, ging ik naar de mess om te eten en er was alleen nog een plekje vrij aan een tafel van tien in het midden. Het was lastig om de plek te bereiken omdat iedereen al zat. Het lukte me, maar toen ik er even zat kwam de paniek als een deken over me heen. Ik probeerde op te staan, anderen moesten me de ruimte geven en voordat dit gebeurde werd het zwart voor mijn ogen en kwam ik bij op een brancard in de hal van de mess.

In de tijd dat Fija en ik verkering hadden gebeurde het soms en ook, soms onder het wandelen bos als we samen bij haar ouders waren of bij mij thuis. Ik werd geteisterd door angsten. Met haar durfde ik er ook niet over te praten omdat ik bang was dat ‘het’ dan echt zou gebeuren, maar ‘wat’ er zou gebeuren wist ik ook niet….

En zo bleef dit een jarenlang verborgen geheim dat niemand wist. Zelfs op onze huwelijksdag gebeurde het toen we in de trouwzaal zaten van het Gemeentehuis in Zeist. Toen kon ik niet wegvluchten; moest ik blijven zitten. Op de foto die genomen werd toen we uit het Gemeentehuis kwamen is de opluchting op mijn gezicht duidelijk te zien. De foto die later op de dag genomen werd toen we de kerk verlieten laat een zeer ernstig kijkende Martien zien. Weer had de angst toegeslagen. Fija zei tegen me: ‘Martien lach eens een beetje, we zijn getrouwd!’

Uiteindelijk heb ik op een gegeven moment,nadat we al jarn getrouwd waren Fija verteld van mijn angsten. Ze voelde het daarna feilloos aan als ik thuis kwam van mijn werk na een ‘moeilijke dag’, dan gingen we samen bidden en dan kwam er weer verlichting. Op deze manier hebben we samen deze periode beleefd en doorleefd. Tot het moment kwam dat ik verbaasd ‘achterom keek’ en vaststelde dat ik al maandenlang geen angsten meer had gehad.

Door gebed en Bijbellezen was er vertrouwen gekomen dat God alles in de hand heeft, ook elke dag van ons leven. Dat was de sleutel tot de oplossing. Ik was vrij geworden en leefde voor mijn gevoel in een nieuwe wereld. Het oude (de angst) was voorbijgegaan, het was allemaal nieuw (rust) geworden.

Maandenlang, elke avond voor het slapen gaan, las ik de hele brief aan de Filippenzen door en dat heeft mij veel geholpen!

Bewaard op de weg

Op een gegeven moment, begin jaren zeventig, ik werkte toen bij Industrie Service in Utrecht, en ik zat in de trein van Utrecht naar Maastricht waar we aan een verhuizing werkten van Cox Geelen een kachelpijpen- en luchtkanalenfabrikant. Wij verhuisden hen van Maastricht naar Eysden. Een klus van maanden en daarom gingen we elke dag met de trein heen en weer. Bij Maarheeze hoorden en voelden we enorme klap. De trein, zo bleek later was op een vrachtauto vol met bakstenen gereden. De vrachtwagen was vastgelopen op een overweg. De trein vloog uit de rails en we boenkteboenkte over de bielzen heen totdat we stilstonden. Weer was mijn leven gered. We zaten in de wagon achter de loc en de machinist had het niet overleefd.

Een paar jaar voor deze gebeurtenis reed ik met mijn DAF combinatie door België. Op weg naar Herentals kwam ik door het dorp Oostmalle. Die morgen mistte het enorm (je kon je fiets er bijna tegenaan zetten zonder dat ie omviel) en ik reed maar een kilometer of dertig per uur omdat er zo weinig zicht was. Uit de tegenovergestelde richting zag ik plotseling een andere vrachtwagen een mistbank uit komen; een Henschel geladen met groente. Toen ik het zag was alles eigenlijk meteen ook al gebeurd. De Henschel botste op een links van mij geparkeerde bierwagen en die kwam naar mijn weghelft en drukte mijn DAF op zijn kop in de langs de weg gelegen sloot. Ook daar werd mijn leven weer gespaard. Ik kroop uit het wrak van de DAF door het gat waar een paar tellen tevoren nog de voorruit zat. Ik wilde hulp halen voor de zwaargewonde chauffeur van de Henschel die bekneld achter het stuur zat, maar de telefoon deed het nergens. Dat kwam omdat mijn DAF de telefoonpalen had geraakt waardoor de draden waren gebroken. Ook de elektriciteitsdraden waren kapot zodat het dorp ook helemaal zonder stroom zat. Gelukkig kwam er al vrij snel na het ongeluk een politie auto langs en de agent zorgde voor alle ‘hulptroepen’.

Als ik dan terugdenk aan het bijna-verdrinkings-avontuur in de Boezem in Goudriaan, de precaire situatie onder de brug bij Noordeloos en niet te vergeten mijn botsing met de auto van Ai de Pijp in Goudriaan (zie onder Zuid-Holland) dan loopt er een spoor door mijn leven waarvan ik moet zeggen dat God in  veel bgebeurtenissen mijn leven spaarde.

 Het was jaren na deze gebeurtenissen dat ik me langzaam aan begon te realiseren dat de Heere mijn leven zo vaak had gespaard omdat Hij een bedoeling had met mijn leven. Ja, ik ben een trage leerling! De spijt daarover voel ik nog steeds.

Nadat ik in 1967 na bijna vijf jaar het leger verliet was ik een half jaar taxichauffeur, omdat ik niets anders kon vinden. Was ik twee jaar buschauffeur wat ik eigenlijk vreselijk werk vond. Dat ‘op tijd’ rijden was voor mij iets vreselijks en dan ook al die mensen met commentaar, je was te vroeg of te laat en je reed te hard of te langzaam. Na twee jaar, waarvan een jaar in de ziektewet door de stress die me overspannen maakte, ging ik met blijdschap weg bij de NBM (tegenwoordig Connexion) Ik ging werken bij Dirk Ruler in Leersum; ik werd internationaal chauffeur. Dat heb ik geruime tijd gedaan en in die tijd kreeg ik het ongeluk met de groentewagen waarwaar je hierboven hebt gelezen.

Na een tijdje had ik dat ook wel gezien, temeer omdat het ‘buitenland’  zich niet verder uitstrekte dan de Benelux. Ik vond het weer tijd voor iets anders. Ik zegde mijn baan op voor ik met vakantie ging tot woede van mijn baas en boosheid van Fija want ik had immers geen werk meer en vrijwillig ontslag barricadeerde de weg naar een uitkering….

Ik ging eerst met vakantie en toen we terugkwamen was het tijd om te solliciteren. Er stond een advertentie in de krant van Industrieservice (onderdeel van van Gend en Loos) en werd meteen aangenomen. Ik kreeg toen zelfs meteen een nieuwe trekker met oplegger, een voor die tijd heel moderne een DAF 2600. (Van de trekker heb ik helaas geen foto maar het was hetzelfde model als de bakwagen hiernaast)

Nadat ik daar een paar jaar mee gereden had en veel bedrijven had helpen verhuizen in binnen- en buitenland kreeg ik weer een andere functie. Ik werd beheerder van meubeloverslag centra in Barneveld en in Geldermalsen. Omdat deze centra na een half jaar sloten mocht ik, in afwachting van een nieuwe baan met betaald verlof. Dat duurde drie maanden en toen werd ik Dienstleider in Geldtransporten. Ik kreeg de provincie Utrecht en de randen van Zuid- en Noordholland en Gelderland onder mijn hoede.

* * * * *

In de periode dat ik voor Industrieservice reed kwam langzaam een verandering in mijn geestelijk dwalen. Vanaf mijn tijd in het leger tot ongeveer een jaar of zes na mijn afzwaaien werd ik me ervan bewust dat ik niet goed leefde. Naar de kerk gingen we bijna niet meer en het geestelijk leven was tot een minimum beperkt tot een gebed voor het eten, tenminste als ik er aan dacht. Hieronder is kort samengevat wat er in de loop van die tijd gebeurde. Dit is de tekst van een folder die ik in 1986 schreef toen we in Limburg woonden. Maar omdat het gaat over de verandering die God in mijn leven bracht past het hier goed.

Vastgelopen


Op een dag reed ik met mijn dieplader combinatie door Haarlem. Ik vervoerde een grote 12 tons heftruck, die ik moest lossen op het industrieterrein Waarderpolder. De mast van deze heftruck was nogal hoog. Toen ik bij een spoorwegviaduct kwam ging ik langzamer rijden. Met de deur open keek ik naar de mast van de heftruck en gelukkig; hij kon er net onder. Ik deed de deur weer dicht en trok weer op. Maar omdat het viaduct wat scheef ligt, liep ik op de laatste centimeters toch nog vast. Ik dacht: ‘Met een flinke stoot gas kom ik nog wel los’. En het lukte. Maar toen zat ik helemaal in de prijzenkast! Langs het grote spoorwegviaduct lag nog een smalle voetgangersbrug die ik van te voren niet had gezien. Toen de mast van de heftruck onder het viaduct vandaan kwam, veerde deze omhoog, precies in de ruimte tussen de twee viaducten in. Ik kon niet meer voor- of achteruit. Nou zit ik niet zo gauw om raad verlegen maar dit was wel iets om achter mijn oren te krabben. Ik moest ook wel vlug weg zijn voor oom agent langs zou komen. Die zou zeker de ‘bies’ zien die ik in het ‘plafond’ had getrokken. In die tijd bestond er nog geen luchtvering waarmee ik de dieplader had kunnen laten zakken. Ik liet de banden van de heftruck helemaal leeglopen, maar dat was net niet genoeg en dus liet ik de banden van de dieplader zover leeglopen als ik durfde. Het lukte, ik kreeg de zaak net vrij. Je wilt niet weten hoe lang ik bij het volgende tankstation bezig ben geweest de banden weer op spanning te brengen. Later kreeg ik een map in de auto waarin (bijna) alle spoorwegovergangen en –viaducten vermeld waren en allemaal voorzien van doorrijhoogten en bodemvrijheid.

Ook in het leven kun je vastlopen. Je werkt jezelf in de problemen en probeert er daarna met allerlei ‘slimmigheidjes’ weer uit te komen. En soms lijkt het nog te lukken ook. Zoals het met de dieplader ging zo verging het mij ook in mijn persoonlijke leven. Ik was niet eerlijk en probeerde me dan met smoezen er weer uit te redden. En inderdaad het leek me meestal nog te lukken ook. Maar in werkelijkheid kwam er een verwijdering tussen mij en mijn vrouw. Langzamerhand werd ik gesloopt door deze manier van leven. Ik wilde wel veranderen, maar wist absoluut niet hoe ik dat zou moeten doen. Als ik probeerde mezelf te verbeteren moest ik steeds weer toegeven dat het mislukte en ik weer terugviel in mijn verkeerde gewoonten. Ik kon het niet volhouden en op een of andere manier ging ik steeds weer in de fout. Uiteindelijk ben ik er toch uitgekomen. Iemand vertelde me dat mijn probleem niet zo uniek was. Veel mensen blijken in meerdere of mindere mate dat probleem te hebben. Hij raadde mij aan om in de Bijbel te gaan lezen en dan te beginnen met het evangelie van Johannes. Mijn vrouw en ik besloten om dat maar samen te gaan doen. We ontdekten dat we beiden tekort schoten. Allebei deden we dingen die de Bijbel zonde noemt en die zonde brengt scheiding tussen de mens en God. In  ’t Johannesevangelie lazen we ook dat de Heer Jezus zegt: ’Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.’ We zijn toen neergeknield en hebben eenvoudig aan God verteld dat we tekort schoten. We hebben vergeving gevraagd voor alles wat door onze schuld verkeerd was gegaan in ons leven. We hebben ook elkaar om vergeving gevraagd en we zijn ook naar anderen toe gegaan die we op een of ander manier verkeerd hadden behandeld. We hebben samen God gedankt dat de Heer Jezus, de Zoon van God, naar de wereld kwam  en voor onze zonden aan het kruis is gestorven en weer is opgestaan en daarna weer naar de hemel is teruggekeerd. Toen wij zo onze zonden erkenden heeft God ons vergeven en heeft Hij ons leven nieuw gemaakt. Het had uitwerking op allerlei terreinen Wat we weer goed konden maken met mensen hebben we zo goed als dat mogelijk was gedaan. Ik heb geld dat ik had gestolen weer teruggegeven. Ook ons huwelijk werd als nieuw. Ons huwelijk is mooier geworden dan het was toen we pas getrouwd waren. Dit is allemaal niet zomaar iets voor een moment geweest. Nee, het was geen bevlieging. Nadat we ons leven aan de Heer Jezus hadden overgegeven hebben we nog bijna dertig jaar alle geluk van de wereld gekend


Na een huwelijk van in totaal meer dan 32 jaar is Fija, na een ernstige ziekte overleden. O nee, ze is niet dood! Ze is nu bij de Heer Jezus in de hemel, waar ik haar weer terug zal zien als het mijn tijd is om deze wereld te verlaten.  God heeft haar en mijn leven totaal vernieuwd. Misschien heeft dit stukje uit ons leven je aangesproken. Ook al heb jij waarschijnlijk van je leven niet zo’n enorme puinhoop gemaakt als ik had gedaan, heb je ook de Heer Jezus nodig om eeuwig gelukkig te worden. Wat Hij in ons leven heeft gedaan wil Hij ook in jouw leven doen Zoek een stille plek waar je even allen kunt zijn, misschien gewoon in je cabine. Ik heb zo vaak in mijn cabine gebeden. Bidden is gewoon praten met God net zoals je met mensen praat. Of je hard roept of zachtjes fluistert, alles wat je tegen Hem zegt, hoort Hij, en Hij zal je antwoorden als je je eerlijk voor Hem uitspreekt.


Ik vertelde je van die map in mijn auto. Die raadpleegde ik altijd als ik over een ‘twijfelachtige’ overweg, of onder een onbekend viaduct door moest met een hoge lading. Nu heb ik, (na mijn pensionering nóg steeds) een ander boek bij me: de Bijbel. Daarin lees ik van Gods liefde voor mij en Zijn plan met mijn leven. Deze Gids waarschuwt me voor verkeerde ‘wegen’ en hij behoedt mij ook voor geestelijk vastlopen.

 

Twee wegen

In de Bijbel wordt gesproken over twee wegen: Van de eerste wordt gezegd: ‘Soms lijkt een weg recht in eigen ogen, maar het einde ervan voert naar de dood.’ (Spreuken 14:12)



Dat is heel ernstig want dat betekent dat iemand die sterft zonder het geloof in de Heer Jezus, voor eeuwig verloren is. Voor eeuwig gescheiden van God. Dat was de weg die ik ging voor ik mijn leven overgaf aan de Heer Jezus.

De tweede Weg die in de Bijbel wordt genoemd is een Persoon. Het is de Heer Jezus zelf. Hij zegt: ‘Ik ben de Weg!’ ‘Wie in Mij gelooft heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel want hij is van uit de dood overgegaan in het Leven.’ (Johannes 14:6) Dat is een eeuwig gelukkig leven in Gods nabijheid. Een leven dat vandaag al kan beginnen en daarna nooit meer stopt. Zelfs de dood kan het niet beëindigen!


Deze Weg ga ik nu, de weg van eeuwig geluk! 

* * * * *

Naar de Bijbelschool

In 1979 besloten Fija en ik dat ik mijn baan zou opzeggen en naar de Evangelische Bijbelschool in Doorn zou gaan. Drie jaar studie op voorbereiding op wat de Heere ons wilde laten doen. Daar was natuurlijk heel wat aan voorafgegaan. Dat is een beslissing die je niet zomaar maakt, temeer omdat daarmee onze inkomstenbron werd dichtgedraaid. Bij het toelatingsgesprek vroeg de directeur van de EBS mij waar ik de studie van dacht te betalen en waarvan ik dacht te gaan leven. Mijn antwoord was: ‘Dat weet ik niet, ik geloof dat de Heere in alles zal voorzien.’ Dat was voldoende voor broeder Jacob Klein Haneveld, ik werd tot de school toegelaten.

Op de eerste studiedag in september 1979 kreeg ik een brief van een ons volkomen onbekende vrouw. Zij schreef ons dat ze ons zou gaan steunen met Fl. 25,00 per maand. Voor ons en voor br. Klein Haneveld (‘oom Jacob’, zoals we hem noemden) was dat een grote bemoediging. Zij was de eerste van de velen die ons in de loop der jaren zouden gaan ondersteunen.

De school was gevestigd in het Brandpunt in Doorn. Daar was Fija in 1978, ruim een jaar voor we er over gingen nadenken dat ik misschien naar de Bijbelschool zou gaan, eerst kok geworden en later tevens Hoofd van de huishouding. Zij zorgde voor alles wat de studenten aan voedsel en onderdak nodig hadden.

In de zomermaanden en tijdens de Kerst, als de studenten weg waren zorgde ze voor de pensiongasten die er dan waren. Het salaris dat Fija kreeg was voldoende om de vaste lasten, elektra, gas en water te betalen.

Toen ik dan in 1979 ging studeren hadden we alle abonnementen opgezegd. Tussen de middag kregen we een schaal met groenten en aardappelen met jus en vlees mee. Dat was vlug rijden omdat anders het eten koud was als we thuis kwamen. De kinderen kwamen ook uit school en dan wilden we thuis zijn. Dat lukte niet altijd en dan dekten zij de tafel vast. Zo voorzag de Heere in ons onderhoud. Alleen extra zaken, daar moest een wonder voor gebeuren.En dat gebeurde in de loop van de drie jaar nog al eens een keer.


De auto’s waar we mee reden

Volkswagen Kever, Saab 91, Saab 93, Triumph Herald, Citroën 2 CV, Citroën Ami break, Renault 16, Austin Maxi, Austin Balanza, Citroën GS, Renault 16, Renault 12, Citroën Ami, Mercury Comet, Subaru, Renault 16, Volkswagen Passat, Renault 20, Mercedes 220D, Volkswagen Golf, Volvo 340, Renault Trafic, Opel Kadett, Volkswagen LT 28, Scania 76, LDV, Iveco Daily, Volkswagen Passat, Renault Scenic, Opel Zafira, Iveco Daily, Opel Zafira.

Dit zou een mooie inventarisatielijst zijn van een autodealer. Maar dat is het niet. Het zijn de auto’s die wij in de loop der jaren versleten hebben. Toegegeven er was er geen een bij die aanspraak kon maken op het predikaat ‘nieuw’ en tweedehands waren ze zelden. Meestal hadden er voor ons al een aantal andere eigenaren van genoten. Geen wonder dat ze nogal eens wat problemen gaven. De vetgedrukte hadden we in de periode van de Bijbelschool

Het was april en ik studeerde ongeveer een half jaar aan de EBS. We reden elke dag  met onze Renault 16 heen weer van Zeist naar Doorn. Met openbaar vervoer was dat een mijl op zeven en zoals het met openbaar vervoer gaat: Ze rijden altijd, maar nooit op een tijd dat het echt past. We waren daarom aangewezen op onze oude Renault.

Hij was echt oud en had allerlei mankementen. Gelukkig was er nog geen APK in die tijd, daar was hij nooit door gekomen. Op een vrijdag reden we weer naar huis en de Renault had alle moeite om over de Arnhemse Bovenweg de hellingen op te komen. Dat ging met zo’n tien kilometer per uur waarna van de helling af weer zeventig werd gehaald. Wel een een beetje een gevaar op de weg. Toen we thuis uitgestapt waren en de weg overstaken naar ons flatgebouw zei ik tegen Fija dat we eigenlijk niet meer met de auto naar Doorn zouden kunnen blijven rijden, maar dat we een andere oplossing moesten zien te vinden.

In de hal van de flat keek ik even in onze brievenbus naar de post. Er zat een brief in van mijn laatste werkgever, van Gend en Loos. Ik verwachtte helemaal geen post meer van hen en maakte de brief open in de lift. Ik las hem even door en toen zei ik tegen Fija: ‘Ik moet maandag even naar van Gend en Loos’

‘Wat moet je daar nog doen?’

‘Ze willen praten over een andere baan voor mij’.

‘Dat doe je toch niet?’

‘Nee, maar ik ga er wel even heen, dat lijkt me een beetje netter dan het per telefoon af te werken.’

Die maandag had ik een gesprek met de Chef Personeelszaken. Om het verhaal maar kort te houden: Zij boden mij een baan aan die ik vroeger zeker had aangenomen: Landelijk coördinator van bedrijfsveiligheid. Maar ik zei: ‘nee’.

Toen moest ik het een en ander uitleggen. Ik vertelde dat ik op de Bijbelschool in Doorn studeerde en dat God mijn leven had veranderd door het geloof in de Heere Jezus. Ik kon hem het evangelie van Gods genade uitleggen.

Hij  begreep niet dat ik die baan niet wilde hebben. Hij had eigenlijk een beetje medelijden met mij…. Hij zei: ‘Ik ga de directie vragen om jou een bonus te geven want dat zul je wel kunnen gebruiken nu je geen vaste inkomsten meer hebt.’ Ik zei dat het niet hoefde omdat dat God wel zou voorzien. Maar hij stond er op om het te proberen; zoals hij zei: ‘Ze mogen best iets voor je doen want je hebt een perfecte staat van dienst bij ons bedrijf.’ Toen we afscheid namen zei hij: ‘Alleen even voor de zekerheid, als je dit zo meteen aan je vrouw verteld en zij wil dat je de baan toch aanneemt bel me dan even; ik hou de baan vandaag nog voor je vrij.’

Ik hoefde niks te veranderen want Fija was het helemaal met me eens.

De hele volgende week reden we nog heen en weer met de Renault. Soms dacht ik dat hij het helemaal zou opgeven, maar hij deed het toch nog elke dag. Met hangen en wurgen. Die vrijdag kwamen we weer thuis en weer keek ik in de brievenbus en weer zat er een brief in, afkomstig van van Gend en Loos. Weer opende ik hem in de lift en zei: ‘dat probleem is ook weer opgelost’. Ik vertelde haar dat men inderdaad had besloten om mij een eenmalige extra uitkering te geven als afscheidscadeautje. ‘We gaan straks even naar de Renault dealer op de Loolaan om een andere auto te kopen. Die middag hebben we onze Renault 16 ingeruild voor een gebruikte Renault 12. We kregen Fl. 250,00 voor de oude 16 en betaalden in totaal Fl 2300,00 voor de 12.  De volkomen onverwachte eenmalige uitkering van drie maandsalarissen was ruimschoots voldoende om deze auto te kopen. En ook precies op het juiste tijdstip! Zo voorzag de Heere! Hij kon zelfs van Gend en Loos inschakelen.

Ik had de drie-jarige studie bijna af toen de motor van de Renault 12 het begaf.

Een medestudent wist een Citroën Ami te koop in Hilversum voor Fl. 250,00. Ik ging er met de bus heen op die zaterdagmorgen. Ik bood Fl. 150,00 en toen kreeg ik hem voor Fl. 100,00. De verkoper wilde hem graag aan mij, eenvoudige Bijbelschoolstudent, verkopen en zo ook wat bijdragen aan ons onderhoud. Dank u wel Heere!

Twee weken later had het op een nacht een steen dik gevroren. 20 Graden onder nul. Die ochtend wilde de Ami niet starten en een buurman zette er zijn Peugeot 505 voor en begon te trekken. Eerst de kabel strak en toen even doortrekken…. Ik zag de buurman wel vooruit gaan maar de Ami volgde niet. Dus ik claxonneerde even. De buurman stapte uit en sloeg de handen voor zijn gezicht toen hij de Ami zag. Ik stapte uit en wat was er gebeurd. De Ami was ongeveer een halve meter langer geworden. Tussen de achterkant van de voorspatborden en de deur gaapte een gat van een dikke dertig centimeter. De motor en de vooras waren naar voren gegaan terwijl de rest was blijven staan. Die auto was rijp voor de sloop. We hebben hem tegenover de flat in het bos geduwd en de buurman bracht ons even naar Doorn. We hadden weer een andere auto nodig….

Weer werden we op een bijzondere wijze geholpen. Op de zaterdagmorgen, de dag nadat de Ami veranderd was in een langere versie,ging de telefoon toen we nog in bed lagen.

Ik nam de telefoon op en iemand aan de andere kant zei: ‘U spreekt met de TROS, zegt u het maar.’

‘U belt mij dus lijkt het me logischer dat u het zegt’, was mijn reactie. Maar de persoon aan de andere kant hield vol dat ik het moest zeggen. Ik wist echt niet wat ik zou moeten zeggen en dat vertelde ik hem, waarna hij me bedankte en zei dat hij een andere kandidaat ging bellen. Ik legde de telefoon op het toestel en mijn hoofd weer op het kussen. Later hoorde ik dat de TROS een opbelspelletje had en dat de opgebelde ogenblikkelijk iets moest zeggen als: ‘de TROS is er voor u’. Degene die dat binnen de  gestelde tijd zei kreeg de pot die op dat moment een paar duizend gulden bevatte en die had ik kunnen verdienen…. Maar de Heere had de TROS niet nodig

Even later ging de telefoon weer. Een broeder belde mij op met de boodschap dat hij had gehoord dat onze auto kapot was en dat hij daarover met iemand had gesproken en deze wilde ons anoniem helpen.

Ik mocht op zijn / haar kosten een andere auto naar keuze kopen tot een bedrag van zesduizend Gulden. Die zondag, na de samenkomst kwam er een broeder naar me toe die vertelde dat hij had gehoord van ons autoprobleem. Hij had een autobedrijf en hij had een mooie auto voor ons, geschikt om mee te nemen als we naar Aruba zouden gaan. Nadat ik mijn studie voltooid had zouden we daar meewerken aan de nieuw op te richten Bijbelschool: Instituto Biblico Antyana.

We mochten hem hebben voor de inkoopsprijs. De volgende maandag waren we de eigenaren van een Mercury Comet met zes cilinder benzinemotor. Voor Fl. 5000,- Geweldige auto om mee te rijden.


Fred

In de jaren voor ik ging studeren aan de EBS werkte ik een tijdje part time op het Brandpunt in Doorn. Ik reed dan tegen een uur of vier weer naar huis met onze Renault 16. Op het dashboard van deze auto had ik een plaatje aangebracht met de volgende tekst: ‘Meerijden is voor eigen risico, de bestuurder kan elk moment verdwijnen’.

Op een middag liep er een jongeman de oprijlaan van het Brandpunt af; hij was kennelijk op weg naar de bushalte. Ik stopte even en vroeg hemwaar hij heen moest.

‘Naar het station in Driebergen - Zeist.’

Ik bood hem aan om maar met mij mee te rijden omdat ik toch die kant uit moest. Hij nam dat aanbod graag aan. Nadat hij was ingestapt en we weggereden waren zei hij: ‘Kunt u elk moment verdwijnen? Hoe moet ik dat zien?

Toen vertelde ik hem dat de Heere Jezus weer terug zou komen en dat ik Hem dan ook dagelijks verwachte. Ik vertelde hem ook dat de Bijbel leert dat, wanneer \hij terugkomt een bazuin zou klinken en dat degegen die in de Heere Jezus geloofden zouden worden opgenomen in de hemel. Dit wordt ook wel ‘de Opname’ genoemd. Daar had hij nog nooit van gehoord. Toen zijn we even gestopt en heb ik de Bijbl geopend die ik altijd bij me had en hebt en toen gelezen:

Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere mensen, die geen hoop hebben.Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus weder brengen met Hem. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen. Vermaant elkander dus met deze woorden.

1 Thessalonicenzen 4: 13-18