hier is Tinus!

Zo lief had God de wereld dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft  opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  Johannes 3:16

Bezoekers nu

Bezoekers totaal

zaten


Home Wie ben ik Onoverzichtelijke bocht Zijn Naam Cursief Eerste hulp Maarten In vogelvlucht Links Contact

I  ‘ELOHIM’

Wanneer we de Bijbel beginnen te lezen bij het begin, komen we meteen in het eerste vers in aanraking met God, de Schepper van hemel en aarde.

In den beginne schiep God... Gen. 1:1

De schepping

God laat ons niet in het ongewisse over onze afkomst. De mens is niet het product van gecompliceerde chemische reacties in een ver verleden, uitgesmeerd over miljarden jaren en latere ontwikkelingen die hem maakte tot wat hij nu is. God staat aan het begin van alles! De mens is de belangrijk­ste creatie van de Goddelijke Schepper; het kroonstuk van de schepping aan welke God Zich wil openbaren en met wie Hij gemeenschap wil hebben.

God schiep de hemel en de aarde in zes dagen. En er is alleen voor twijfelaars aan de betrouwbaarheid van de Bijbel de vraag of de scheppingsdagen langer dan vierentwintig uren duurde. De Bijbel spreekt over dagen die liggen tussen zonsopgang en zonsondergang. En er is geen enkele Bijbelse reden om aan te nemen dat de scheppingsdagen langer of korter waren dan nu in onze tijd.

De Bijbel is het Woord van God aan mensen, en daarom begint Hij als het ware, met Zich voor te stellen. De Naam, die met God is vertaald komt van het Hebreeuwse 'El', 'Elah' of 'Elohim'.

In het eerste vers van de Bijbel beschrijft de Eeuwige God Zichzelf als 'Elohim'.

En God ('Elohim') zeide: laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis,... En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze. Gen. 1:26-27

Deze meervoudsvorm 'Elohim' is geen 'majesteitsmeervoud' zoals wij dat kennen bij een wetgeving of bij een koninklijk besluit: 'wij, Beatrix, koningin der Nederlanden enz.'

In Genesis 1: 26 zien we de meervoudsvorm: 'Ons' en in vers 27 enkelvoud: 'Hij'. Dat lijkt met elkaar in tegen­spraak, hoe kan iets of iemand gelijktijdig enkel- en meervoud zijn? Mozes zegt later tot de Israëlieten:

Hoor, Israël, de HERE (JHWH) onze God (Elohim) is een enig HERE! (JHWH) Deut. 6:4

שמה ישראל אדואי אלוה׳ם, אלוה׳ם אחד  (‘Sjma Jizraeel Adonai Elohim, Elohim echad’)

Als God niet van plan was geweest om zich als de enige God in meerdere personen te openbaren dan zou deze tekst volkomen zinloos zijn geweest. Het is geen waarschuwing tegen een eventueel latere ‘dwaling’ waarbij men zou geloven dat de Godheid uit meerdere personen bestaat. Nee, integendeel God bereidt de gelovigen vanaf het begin al voor op de uiteindelijke volle openbaring van zijn wezen. Ook al zou God zich in meerdere personen openbaren. Men moest van één ding overtuigd zijn: God is één enig HERE. Het woordje dat hier gebruikt wordt om de eenheid van de HERE aan te duiden is het woord: 'echad'. Dit woord wordt in de Bijbel vaker gebruikt om de éénheid van meerderen aan te geven.

We zien dat bijvoorbeeld in de geschiedenis van Gideon. Wanneer de Eeuwige aan hem de opdracht geeft de Midianieten te verslaan dan zegt Hij: Ik ben met u, daarom zult gij Midian verslaan als was het één man.

Richt. 6:16 Het enorme leger van Midian wordt hier voorgesteld als één man.

Ook het huwelijk zoals God dit heeft bedoeld, is een prachtige illustratie van de wezenseenheid van twee per­sonen. Op school leerde ik de grondregel 1+1=2. Maar er is een terrein in het leven waarin dit rekensommetje niet opgaat: het huwelijk. In Genesis 1:26 en 27 wordt Adam die op dat moment (nog) alleen is, tóch man én vrouw genoemd. …Man en vrouw schiep Hij hen.  In de Bijbel wordt dit prin­cipe letterlijk toegepast op het huwelijk:mDaarom zal de man zijn vader en moeder verlaten, en zijn vrouw aanhangen; en zij zullen tot één vlees zijn. Genesis 2:24

Hoewel een getrouwd stel uit twee personen bestaat, worden man en vrouw in het huwelijk gezien als één één­heid. Het één vlees zijn, heeft te maken met de nieuwe wezenseenheid die bij de sluiting van het huwelijk ontstaat. Vandaar ook dat het huwelijk blijft bestaan tot­dat 'de helft' overlijdt. Wanneer een man en vrouw trouwen, worden zij een nieuwe eenheid. Deze eenheid vertoont zich soms in beide 'gedaanten' tege­lijk, maar soms ook als man of vrouw alleen.

Dit is natuurlijk maar een heel zwak voorbeeld van de eenheid van God. Die eenheid is voor verstand onmogelijk te doorgronden. Maar aan die eenheid mogen we niet tornen, ook al kunnen we die dan ook niet begrijpen. De éénheid van God is voor Hem geen belemmering om Zich op verschillende wijzen aan de mensen te openbaren. Hij doet dat als Vader, als Zoon en als Heilige Geest. Hoewel het woord 'drie-eenheid' in de Bijbel niet voorkomt wordt deze drie-eenheid wel degelijk geleerd! Maar zoals de getrouwde man en vrouw, die door het huwelijk een nieuwe éénheid zijn geworden, zich zowel tege­lijk als afzonderlijk kunnen vertonen zo doet God dat ook. Dat zien we duidelijk bij de volgende gebeurtenis:

Het gebeurde nu, toen... Jezus was gedoopt en bad; dat de hemel werd geopend en de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem neerdaalde, en er kwam een stem uit de hemel: U bent Mijn  Geliefde Zoon, in U heb Ik welbehagen gevonden. Luk. 3:21-22

In dit gedeelte is de Vader openbaar door Zijn spreken, de Zoon zichtbaar doordat wordt gedoopt in de Jordaan, en is de Heilige Geest zichtbaar voor de omgeving in de gedaante van een duif.

De drie-eenheid is geen 'uitvinding' van de schrijvers van het Nieuwe Testament of van theologen, maar het gebruik van 'Elohim' in het eerste Bijbelvers maakt ons dui­delijk dat God de mens vanaf het begin al wilde gaan voorbe­reiden op de volle openbaring van Zijn Wezen. Deze openbaring van Zijn Wezen wordt door God Zelf door de Bijbel heen steeds verder ontvouwd totdat we in het Nieuwe Testament de Heer Jezus zien die verklaart: …Ik en de Vader zijn één. Nu gaan we nog even terug naar Genesis. Dat 'Elohim' in de Bijbel meteen genoemd wordt in verband met de schepping, zou ons tot de volgende conclusie kunnen leiden:

Elohim is de Getrouwe God die Zijn verbond bewaard.

Zo zeker als Hij de Schepper is, zo zeker zal Hij die schepping ook onderhouden en bewaren.

Wanneer we aan de schepping denken, zijn we onder invloed van de zgn. Apostolische Geloofsbelijdenis geneigd om aan de Schepper te denken als de Vader. Dit is niet helemaal juist. De Bijbel toont ons dat het de Heer Jezus was, die alles schiep. Hij, de Heer Jezus, wordt dan ook genoemd: 'het Woord van God'. God schiep alles uit het niet, uitsluitend door de dingen in 'aanzijn' te roepen. Hij deed dat 'door het woord'.

Natuurlijk mogen we de Godheid niet tegen elkaar uitspelen. God is één en daar mogen wij niet aan tornen. Maar als de Bijbel later duidelijk leert dat het de Heer Jezus was die alles schiep dan is het niet goed als we de schepping toeschrijven aan de Vader. Wanneer we zeggen dat God de wereld schiep is dat volkomen juist, als we zeggen dat de Heer Jezus, de Zoon, de wereld schiep is dat óók in overeenstemming met het geopenbaarde woord.

In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door Hem geworden en zonder Hem is geen ding geworden dat geworden is. In Hem was leven en het leven was het licht der mensen... Hij was in de wereld en de wereld is door Hem geworden. Joh. 1:1-4,10

Het overweldigende is dat het scheppingswerk nog steeds doorgaat. Niet in de fysieke wereld, maar in de geestelijke wereld. Op het moment dat iemand de Heer Jezus aanneemt als Verlosser en Heer wordt hij ‘opnieuw geschapen’. Het is niet een oplappen van die oude mens maar God maakt een nieuwe schepping.

Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden.  En al deze dingen zijn uit God, Die ons met Zichzelven verzoend heeft door Jezus Christus. (1 Kor. 5:17 -18a S.V.)

Elohim, de getrouwe en verbondbewarende God, kwam als de Heer Je­zus naar de aarde en Hij bracht een eeuwige verlossing voor verloren zondaren. Zij waren zijn schepselen al, maar in zonden gevallen. God brengt de gevallen zondaar niet terug op het niveau van Adam. Nee Hij plaatst hem ver boven de positie die Adam had. Hij was geschapen voor de aarde. De nieuwe schepping is van een veel hogere orde. Een nieuwe schepping bestemd om te leven in de nabijheid van God, zowel op de aarde als in de hemel. Kunnen we ons iets heerlijkers bedenken. Een verlossing, die vastligt in de titel ‘E­lohim’. Dit gaat ons menselijk begrip ver te boven. We zullen op aarde nooit in staat zijn om de diepe betekenis van het 'geborgen zijn in gaat Christus' te begrijpen. Daar is ons verstand nu eenmaal te beperkt voor. Hoewel we die volheid niet kunnen begrijpen; God heeft ons wel voldoende informatie gegeven om het te kunnen geloven en ons te kunnen ver­heugen over de verlossing die beslo­ten ligt in dat geloof in de Heer Jezus Christus.

Elohim is de Sterke, de verbondbewarende God voor Israël, voor de Gemeente als geheel, en ook voor elke gelovige individueel.

De ze­kerheid van het geloof ligt niet in de gelovige zelf, zelfs niet in zijn of haar geloof. Maar de geloofs­zekerheid ligt vast veran­kerd in God Zelf, namelijk: in Zijn beloften en in Zijn betrouw­baarheid om deze be­loften ook te vervullen.

De zekerheid van het geloof.

'Geloven doe je in de kerk, door de week moet je het zeker weten.' In deze uitdrukking wordt gesuggereerd dat 'geloven' een tamelijk onzekere zaak is. Voor veel mensen is dat ook zo. Ook veel op­recht zoekende mensen gaan gebukt omdat men ten onrechte meent dat werkelijke heilszekerheid maar voor enkele mensen is wegge­legd. Ik herinner mij uit mijn jeugd dat iemand eens de opmerking maakte dat 'sommige mensen op hun sterfbed wel eens tot zekerheid komen'.

Deze gedachtegang is in tegenstelling tot wat de Bijbel ons leert. Geloven is in de Bijbel geen zaak van twijfel en onzeker­heid, maar van zeker weten. We zou­den dan ook beter kunnen zeggen: het 'zeker weten' van door de week is heel wat twijfelachtiger dan het 'gelo­ven in de kerk'. (Hoewel het natuurlijk onbij­bels is om ons geloof alleen maar 'in de kerk' te bele­ven!)

'Geloven' heeft twee betekenissen. Wanneer ik in de kamer zit, bij de warme kachel en de gordijnen zijn gesloten, kan het gebeuren dat ik geluiden van buiten opvang. Dan kan ik tegen mijn vrouw zeggen: 'ik geloof dat het regent.' Ik heb het niet gezien, en ik weet het ook niet zeker. Maar dan gaat de achterdeur open en komt een van onze zonen binnen. Zijn natte jas doet hij in de keuken uit en hij komt met droge kleren de kamer binnen. Hij zegt: tjonge, wat regent het buiten.' Maar ik heb geen regen gezien, ik zie dat zijn kleren droog zijn, maar ik geloof hem. Dat betekent dat ik nu niet meer twijfel maar zeker weet!

Bijbels 'geloven' is 'zeker weten' Johannes roept de mensen op om het aanbod van genade aan te nemen. Juist zoals men een geschenk aanneemt. Natuurlijk moet men met berouw over de zonden komen. 'Jezus kie­zen als je vriend' is een uitdrukking die we in de Bijbel niet vinden. Maar iemand die overtuigd is van eigen te­kortkoming ten opzichte van de heilige God is in de juiste positie om Gods ge­nade in geloof aan te nemen. Dat is de beteke­nis van de woorden van het Evangelie naar Johannes:

Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun gaf Hij het recht kinderen van God te worden, hun die in Zijn Naam geloven. Joh. 1:12

Hier wordt gesproken over het worden van een kind van God. In feite staan we hier, in het eerste hoofdstuk van Johannes, nog vóór het kruis. Wanneer de Heer Jezus het offer op Golgotha's kruis heeft gebracht is het werkelijkheid geworden. Dan kan Johannes ook schrijven: Geliefden nu zijn wij kinderen van God... 1 Joh. 3:2a

Niemand die zijn of haar vertrouwen op de Heer Jezus heeft ge­steld zal ooit beschaamd uitkomen. Zo iemand mag weten een kind van God te zijn. Voor deze mensen gaat Johannes nog een stukje verder:

... en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn.  Wij weten dat als Hij geopenbaard zal zijn, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is. 1 Joh. 3:2b

Let wel: het is nog niet geopenbaard wat wij in de eeuwigheid zijn zullen. Maar het is wel vastgelegd door Elohim. De kinderen van God zullen straks, doordat zij een verheer­lijkt lichaam ontvangen en de zonde voor eeuwig teniet zal zijn gedaan, volkomen gelijkvormig zijn aan de Heer Jezus. In deze tekst staat dat we dit nu weten. Die wetenschap, die zekerheid dat dit zo is, is niet te vinden in de gelovige zelf, maar uit­sluitend in Elohim, de Sterke, Verbondbewarende God.

De sterke God,  verbindt zich door een eed dat Hij al zijn verbonden zal bewa­ren.’