Dag van de arbeid.
In het dorp waar ik ben opgegroeid, in Goudriaan - trouwens het mooiste dorp van Zuid Holland - hingen op Koninginnedag overal de vlaggen uit. De meesten compleet met de oranje wimpel. Op een keer viel het me op dat er hier en daar op 1 mei nog een vlag buiten hing. Het waren er maar een paar, maar toch… Ik vroeg aan mijn vader of die mensen vergeten waren de vlag binnen te halen. Mijn vader zei: ‘Ach ja jongen, dat zijn die rooien’. Wat hij hiermee bedoelde wist ik niet maar uit de manier waarop hij het zei maakte dat ik op dat het niet zo best was: ‘die rooien’. Het waren allemaal mensen uit ons dorp die ik kende. Ik had nooit iets vreemds aan hen gezien of gevonden. Nu waren ze plotseling ‘rooien’. Dat kon niet op hun huidskleur slaan, maar wat dan wel? Later begreep ik dat het socialisten en communisten waren die die dag vierden.
Op een dag, nu al weer jaren geleden, waren Fija en ik in Duitsland bezig met evangelisatie onder de beroepschauffeurs. Het was 1 mei. Om voor mij onbegrijpelijke redenen wordt hier nog steeds op 1 mei ‘de dag van de Arbeid’ gevierd. Ja Daaaag! ‘Dag van de Arbeid’, maar alles staat stil! Er waren op de parkeerplaatsen honderden chauffeurs die wel wilden werken, maar die het niet mochten want het was een verplichte vrije dag waar niemand zowel letterlijk als figuurlijk niets mee opschoot. Doordat op de dag van de arbeid, paradoxaal als het is, niet gewerkt mag worden hadden wij alle gelegenheid om met veel chauffeurs te spreken. Zo was deze zogenaamde ‘dag van de arbeid’ toch nog tot zegen. Ja, wij hadden veel arbeid. Zo bleek die dag toch nog ergens goed voor te zijn.