hier is Tinus!

Zo lief had God de wereld dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft  opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  Johannes 3:16

Bezoekers nu

Bezoekers totaal

zaten


Home Wie ben ik Onoverzichtelijke bocht Zijn Naam Cursief Eerste hulp Maarten In vogelvlucht Links Contact

14 Des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich


Hoe lang nog?

Fija wilde die zondag naar de samenkomst. Maar het liep heel anders, want voor het zondag was ging ze plotseling heel snel achteruit. Ze kon het eten niet meer binnenhouden en was steeds erg misselijk. Ze braakte voortdurend en haar buik maakte een geluid als een leeg lopende gootsteen. In de nacht van zaterdag op zondag moest ik verschillende keren opstaan om haar te helpen. Nadat ik haar 's morgens had gewassen en haar stoma’s verzorgd had, belde ik naar een van de broeders om te zeggen dat ik die morgen niet naar de samenkomst kon komen. Fija had zo gehoopt nog een keer te kunnen gaan, maar dat was nu in ieder geval onmogelijk. Ik belde ook Peter, Marcus en Sven en vertelde hen dat mama nu heel ziek was geworden en dat ik bang was dat ze waarschijnlijk niet lang meer bij ons zou zijn. Die middag kwamen onze drie jongens. met hun vrouwen en kinderen. Marieke en Martijn kropen meteen bij oma in bed en zij gingen dicht bij haar zitten met hun kleine armpjes om oma heen. Tirsa was erg onder de indruk, zij zat heel dicht tegen haar Vader aangedrukt en was opgelucht toen ik haar vroeg of ze even meeging om Anoushka uit te laten. Buiten praatte ze honderd uit en ik beloofde haar dat ik een keertje zou komen om met haar te gaan wandelen. Ik zou Anoushka dan meenemen. Maar wat zou het toch vreselijk moeilijk zijn om voor het eerst alleen bij de jongens te komen. Om alleen met de kleinkinderen te wandelen. Alleen, echt alleen. Veel dingen die Fija vroeger deed en die we samendeden had ik de afgelopen maanden van haar overgenomen. Ik was vroeger vaker alleen op reis geweest, maar dan wist ik altijd dat ze thuis op me wachtte, en ik weer bij haar zou zijn. Deze middag was ik me er nadrukkelijk van bewust dat ik straks helemaal alleen zou zijn. Aan het einde van de middag vroeg ik de dokter even langs te komen. Onze eigen huisarts had geen dienst ; daarom kwam er een plaatsvervanger, dezelfde die was geweest voordat we naar Mexico waren gegaan. Hij regelde de opname in het ziekenhuis. Bij het uitlaten van de dokter vroeg ik hem wat zijn gedachten waren. Hoeveel tijd we nog zouden hebben.

”Twee Weken, maar misschien geeft de Lieve Heer jullie nog wat meer, maar meer ik weet het niet echt. Ik had haar in geen drie maanden gezien en ik moet nu zeggen dat het harder gaat dan ik drie maanden geleden had gedacht.”


Ik reed in de ambulance met Fija mee naar het ziekenhuis. Daar kreeg zij een infuus en een maagsonde. Door de sonde raakte ze de druk in haar maag kwijt en dat maakte dat ze zich meteen een stuk beter voelde. 's Avonds na de avondsamenkomst kwam Sven nog even kijken. Hij vertelde dat hij Marieke had gezegd dat de Heer Jezus ons een keertje allemaal tegelijk komt ophalen om naar de hemel te gaan, maar dat oma misschien wat eerder zou gaan. Dat leek haar maar niks en ze had geantwoord:

”Nee, we gaan allemaal tegelijk heb jij gezegd.”

Maar toen Sven had gezegd dat oma wel iets eerder mocht komen van de Heer Jezus omdat ze zo ziek was en dat wij dan wat later zouden gaan, vond ze het uiteindelijk toch wel goed. Verder zat Sven stil bij zijn moeder en hield haar handen vast. Na een half uurtje zei ik hem dat hij beter naar huis kon gaan omdat mama erg moe was. We baden met z'n drieën en vroegen of de Heer mama glorieus wilde binnenleiden in Zijn heerlijkheid. Tijdens het gebed zakte Fija steeds weg, haar ogen gingen halfdicht en toen ze zelf bad konden we haar vrijwel niet verstaan. In de loop van de avond werd ze wat onrustig; dan wilde ze de papegaai (de ketting boven het bed) vasthouden. Om half een bracht de zuster een luchtbed voor mij en ging ik ook maar slapen. Nou ja, slapen .... dat lukte me niet. Ik lag maar in het donker te kijken en te luisteren naar haar ademhaling. Zou ze er morgen nog zijn of zou ze dan verlost van haar doodzieke lichaam in de hemelse heerlijkheid zijn? Ik fluister zachtjes dat ik haar niet kan missen, maar de Heer zal troosten daar ben ik zeker van. Voor haar hoop ik dat het niet lang meer duurt. En voor mij ..... ik weet het niet, ik weet het echt niet. Misschien zal ik toch nog wel gelukkig kunnen zijn met de wetenschap dat ze bij de Heer Jezus is. Zonder pijn en zonder ziekte. Bijna vijf en dertig jaar hebben we elkaar gekend. Maar wat zegt dat nu, vijf en dertig jaar. Het lijkt zo vreselijk kort. Ik overdenk dat de Heer dezelfde zal blijven voor mij en mij zal troosten. Ze hoorde niets van mijn fluisteringen en bleef de hele nacht rustig door slapen. De volgende morgen was ik al heel vroeg wakker en ging ik vlug even naar huis om Anoushka uit te laten. Daar moest ik een oplossing voor vinden want ik Wilde Fija niet meer alleen laten. Dan moest Anoushka maar weer naar Sven en die zou het zeker goed vinden. Als ik de deur open doe komt Anoushka me kwispelstaartend tegemoet. Ik aaide het dier gedachteloos over de kop. Het is zo vreemd om door het huis te lopen en te bedenken dat ze hier nooit meer zal zijn. Wat zal ik dan gaan doen? De tuin in orde maken? Daar is het laatste half jaar niets meer aan gedaan en dat is duidelijk te zien. Of zal ik wat vakantie nemen en bij de jongens gaan logeren? Ik verwachtte eigenlijk dat ik het liefst helemaal alleen zou willen zijn; zeker de eerste tijd. Na terugkomst in het ziekenhuis heb ik Fija gewassen en een schoon nachthemd aangedaan. Onder het wassen hebben we met elkaar gepraat. Dat viel niet mee want verschillende keren stopte ze halverwege een zin en dan wist ze niet meer wat ze aan het vertellen was. We hebben erover gesproken dat ze gauw bij de Heer Jezus zal zijn. Dat sprak haar aan; ze verlangde er zo naar om bij Hem te zijn, Die tijdens haar leven alles voor haar geworden was. We hebben samen weer gebeden of de Heer haar gauw Thuis wilde halen. In de loop van die dag hebben we samen veel uit de Bijbel gelezen. Onze kinderen en ook Fija's moeder warende hele dag in het ziekenhuis. We hebben gelezen van het grote verlangen van de Heer Jezus dat al de Zijnen Zijn heerlijkheid zullen aanschouwen. Ook lazen we met elkaar dat God alle tranen van de ogen zal afwissen en dat Hij alles nieuw zal maken. Het Bijbelgedeelte dat haar in deze tijd bijzonder aansprak ging over de afbraak van haar aardse tent.

Want wij weten dat als onze aardse tent waarin wij wonen afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben een huis, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis in de hemelen.

Ik wisselde het lezen af met wat voor haar te zingen. Dat vond ze heel fijn, haar gezicht was zo vredig en zo rustig. Verschillende keren werd ze te moe. Ze wilde me dan zeggen dat ik stil moest zijn en dan zag ik haar lippen bewegen:

“Niet meer even."

lk kon het niet helpen dat ik even moest glimlachen omdat ze zelfs nu in haar telegramstijl sprak.

"Waarom 1achje?”

”Omdat je zei: ‘Niet meer even je vergat een woordje zoals ik van je gewend ben.”

Er verscheen even een heel klein Iachje om haar mondhoeken:"Natuurlijk, dat verandert niet meer, zo ben ik nu eenmaal,”'

‘s Morgens waren de kinderen weer naar huis en naar het werk gegaan, maar aan het einde van die middag leek het de dokter verstandig om de kinderen maar weer te waarschuwen omdat het heel gauw afgelopen zou kunnen zijn. Ik belde onze jongens en ook Fija's broer en zussen en die van mij. Ze kwamen allemaal die avond om afscheid te nemen, maar het drong niet echt tot Fija door want ze viel steeds weer in slaap. Later vertelde ze me dat ze zich helemaal niets kon herinneren, alleen dat ze zich wel had afgevraagd of al die familie er werkelijk was geweest. Ze dacht dat ze het had gedroomd; waarom zou iedereen op dezelfde avond bij haar willen komen? Fija’s moeder, de jongens en hun vrouwen mochten allemaal in het ziekenhuis blijven slapen. Ze kregen allemaal een bed ergens in een hokje of een kamertje. Ik sliep ook die nacht weer naast Fija op de grond. De volgende morgen werd ik om half zes wakker. Fija maakte wat geluid. Ze had haar maagsonde er in haar slaap uitgetrokken en een stoma-zakje was gaan lekken. Ik was erg blij dat de verpleegster het zakje verwisselde en ik het niet zelf hoefde te doen. Door alle slaapgebrek van de afgelopen dagen was ik tamelijk misselijk en dan zo’n zakje verwisselen kon wel eens net teveel zijn... De verpleegster besloot om de sonde er voorlopig maar even uit te houden. Dat vond Fija ook het beste. Ze was wat helderder deze morgen en praatte ook wat. Sven ging even Anoushka uit laten en bij de kinderen kijken die bij kennissen waren ondergebracht. Marieke wilde meteen weer mee naar Oma. Dit was het beste wat hij voor zijn moeder had kunnen doen. Marieke straalde bij het zien van haar Oma en omhelsde haar en gaf haar een heleboel kussen en dat betekende nogal wat voor haar want ze is niet zo kusserig aangelegd. Nadat ze van een verpleegster in het keukentje een glas Cola had gekregen en dat had opgedronken kwam ze nog even terug om Oma gedag te zeggen. Sven vertelde later, dat op weg naar de kennissen waar Marieke logeerde, ze had gezegd dat Oma nog niet naar de hemel kon. Op Sven’s vraag waarom niet, antwoordde ze dat eerst de wolkenweg moesten anders kon het vliegtuig naar de hemel niet komen. Sven vertelde toen dat de Heer Jezus wel engelen zou sturen om Oma op te halen en dat leek haar ook wel een goed idee. Ik bemerkte dat door het gebrek aan slaap en door de spanning van de laatste dagen er wat irritatie was ontstaan tussen de jongens en mij. Het was allemaal het gevolg van een misverstand en het is ook best te verklaren dat zoiets gebeurt want alle ’vastigh-den' van het leven bleken toch ineens maar heel erg wankel te zijn. Ons gedachteleven en onze emoties stonden onder druk. Ik ging die avond net als vorige nachten weer op de grond naast Fija’s bed liggen om te gaan slapen en ik voelde me zo alleen! ’s Nachts in het donker, kunnen kleine dingen zulke grote vormen aannemen dat je aan alles gaat twijfelen terwijl, als je dezelfde dingen bij daglicht bekijkt, het meestal niet zoveel voorstelt. Des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich. Die avond overviel me zo'n eenzaamheid en zo'n verdriet, en ik voelde zo'n grote kloof tussen de jongens onderling, en tussen hen en mij, dat ik ervan moest huilen. lk zag de toekomst niet meer zitten. Ik voelde me zo vreselijk eenzaam en zo alleen dat ik wilde dat ik meteen met Fija kon meegaan. Ik was radeloos! Fija werd klaarwakker toen ze me hoorde snikken. Ze had de laatste dagen de meeste tijd geslapen. Ze vroeg me wat er was en ik stond op van mijn luchtbed en boog me over haar heen. lk wilde haar niet belasten met al mijn zorgen en ik had de laatste tijd alles wat haar onrustig of ongelukkig kon maken ver bij haar vandaan gehouden. Maar nu, nu kon ik het niet voor me houden en ik vertelde haar dat ik geen enkele toekomst meer zag als zij er niet meer zou zijn. Ze deed zoals altijd als ik verdriet had, ze sloeg haar armen om me heen en streelde mijn gezicht. Ze zei helemaal niets, maar haar stille aanwezigheid gaf me toch voldoende troost om alles weer in de juiste proporties te zien. We hadden lieve zonen die alles voor hun ouders over hadden en onze schoondochters waren schatten. Op een of andere manier was ik het juiste zicht even kwijt geweest.


Extra tijd

De volgende morgen stond Fija op uit bed en waste zich weer aan de wastafel. De dokter zei dat Fija een wonderlijke vrouw was die hem voor raadsels stelde. Omdat hun moeder zich nu weer een stuk beter voelde en volgens de dokter alles er weer heel anders uitzag, gingen de jongens weer naar hun werk. Marcus en Anneke gingen het laatst weg en voordat zij vertrokken zongen we met z'n vieren nog een paar liederen. Fija zong met alle kracht die ze nog bezat mee:

”Daar is geen rouw, geen pijn, geen leed, geen zielsangst meer.”

en het:

”...geen smart meer daar omhoog”

kwam er haast jubelend uit.

De dagen gingen voorbij, Fija werd weer wat sterker, ze kwam af en toe even uit bed en het eten ging haar weer beter smaken. De dokter stelde voor dat ze zou verhuizen naar de zaal, zodat ze wat aanspraak zou hebben van andere patiënten. Ze schrok ervan, ze was zo gewend om alleen op een kamer te liggen. De dokter had meteen door dat ze dit voorstel helemaal niet leuk vond en zei toen dat ze wel op de eenpersoons kamer mocht blijven. Fija wilde zo graag met me in één bed slapen, maar dat zou alleen kunnen als ze weer thuis zou komen en dat was voorlopig onmogelijk. Maarde dokter had een oplossing. Hij gaf opdracht aan het personeel om er 's avonds een bed bij te zetten zodat ik niet meer op het luchtbed op de grond hoefde te slapen, maar op dezelfde hoogte als zij. Natuurlijk hoefde het personeel dat bed niet binnen te brengen, dat kon ik zelf wel doen en zo reed ik elke avond mijn bed naar binnen en zette het strak tegen het hare. Op een gegeven moment kwamen we op het idee om de ruimte tussen de matrassen vol te proppen met kussens en zo sliepen we weer dicht bij elkaar en hielden we elkaar vast als vanouds. De eerste nacht dat we weer zo dicht bij elkaar lagen, hebben we niet zoveel geslapen; wel veel gepraat. En ook gebeden. Voor het eerst sinds de laatste dagen bad ze ook zelf weer:

"Vader ik ben zo blij dat ik bij U hoor. Amen".

Zo kort, maar o zo voldoende!.Fija stelde iedereen voor raadsels, ze voelde zich nu weer zo goed en het eten smaakte haar veel beter zodat we niet zoveel meer dachten aan het komende afscheid. Ik zorgde voor haar, Waste haar en was ook de hele dag aan haar zij. We zeiden zo vaak tegenelkaar dat de Heer zo goed voor ons was dat we zo bij elkaar mochten zijn. We waren gedurende deze tijd echt gelukkig samen. Bij het schoonmaken van de stoma van de dikke darm viel het me op dat deze steeds dikker werd. Omdat ik Fija helemaal verzorgde en het personeel alles aan mij overliet zagen zij dit natuurlijk niet. Daarom vertelde ik het aan een van de verpleegsters en zijg af het door aan de dokter. Op een middag kwam de chirurg en hij vertelde dat dit veroorzaakt werd door tumoren die zich ontwikkelden en de darm naar buiten drukte. Daardoor werd de situatie ons plotseling weer heel erg en pijnlijk duidelijk. Het is ongelofelijk wat een veerkracht de menselijke geest heeft. Als het weer even een beetje beter leek te gaan, vergaten we meteen de ernst van de situatie en was er weer hoop. Hoop op herstel. Altijd weer leefden we samen met de gedachte aan een wonder van God. Als het wat beter ging groeide daardoor ondanks alles toch weer hoop op Gods rechtstreeks ingrijpen. Nu werden We er weer opnieuw bij bepaald: Fija was echt heel erg ziek. Natuurlijk Wisten we dat wel, maar elke keer hadden We weer hoop dat het niet verder zou verslechteren en waren we blij met elke situatie waarvan het leek alsof het iets beter was. Nu werden we weer met de neus op de feiten gedrukt. Toch hebben We die middag, behalve dat we samen gehuild hebben, ook gebeden om herstel; We geloofden beiden dat de Heer dat nog steeds kon schenken. We hebben er ook bij gezegd: ‘Niet onze, maar UW wil geschiede. Dat gaf ons weer een rust en een vrede die niet te verklaren is. De Heer Jezus heeft eens gezegd: Vrede laat ik u, mijn vrede geef Ik u, niet zoals de wereld geeft, geef ik u. Laat uw hart niet ontroerd en niet bang worden. En ook beloofde Hij dat Hij hen die in Hem zouden gaan geloven leven zou geven in overvloed. Dat maakte Hij in deze zware periode van ons leven net zo waar als Hij dat ook gedaan had in tijden van voorspoed en gezondheid.