hier is Tinus!

Zo lief had God de wereld dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft  opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  Johannes 3:16

Bezoekers nu

Bezoekers totaal

zaten


Home Wie ben ik Onoverzichtelijke bocht Zijn Naam Cursief Eerste hulp Maarten In vogelvlucht Links Contact

5 De Here is mijn herder.


We vertrouwen maar op God...

De dokter had Fija beloofd dat ze naar huis mocht zo gauw ze koortsvrij zou zijn. Een paar keer per dag werd haar temperatuur opgenomen en op de zondagavond, precies een week na de operatie zei ze me, toen ik op het bezoekuur kwam, dat ik haar de andere morgen mocht komen halen na het doktersbezoek. Ik vroeg haar of de dokter dat dan al had gezegd.

“Nee, maar hij zal het morgenochtend wel zeggen. Ik had bij het opnemen van de temperatuur vanavond 37.2 en dat is normaal gesproken laag genoeg. Gelukkig weet hij niet dat ik normaal 36.5 heb... En ik zal het hem niet vertellen ook."


Het gebeurde zoals ze had gezegd. Ze had die andere morgen 37.1 en dat was voldoende om haar te ontslaan uit het ziekenhuis. Voordat ik kwam om haar op te halen was ze al naar beneden geweest. In het kleine winkeltje dat daar is had ze voor mij een cadeautje gekocht: een wit pluchen hondje, Door de omstandigheden waarin zij toen verkeerde was dit een van de mooiste cadeaus die ik ooit van haar voor mijn verjaardag heb gekregen Het allermooiste was wel dat ik haar mee naar huis mocht nemen.

Bij thuiskomst trilde ze op haar benen en was ze duizelig van vermoeidheid. Dat toonde wel aan hoe verzwakt ze was, maar haar opzet was gelukt en wat was ze blij dat ze thuis was. Ik weet niet of de dokter haar had laten gaan als hij geweten had dat ze zo’n ’kouwe’ was.

Fija was een sterke vrouw en was zelden ziek geweest. Het duurde daarom niet lang dat ze, nadat ze was thuis gekomen, weer helemaal in haar oude doen was. Na een week ging ze al weer op de fiets naar Aldi om onze voorraad etenswaren aan te vullen. Ik kon praten als Brugman om haar te overtuigen dat we beter samen met de auto konden gaan, maar ze wilde met alle geweld op de fiets, Ze voelde zich met de dag sterker worden en dat kon je ook goed aan haar zien. Dat betekende ook dat ze zo snel mogelijk weer de weg op wilde gaan om ons evangelisatiewerk onder de chauffeurs te hervatten. Voor het zover was moesten we eerst nog verschillende keren naar het ziekenhuis. De chirurg had haar doorverwezen naar de oncoloog om te zien welke nabehandeling Fija zou kunnen krijgen om uitzaaiingen zoveel mogelijk tegen te gaan. We hadden verschillende gesprekken met hem maar het kwam er op neer dat er eigenlijk geen goede nabehandelingsmethode was. Het enige dat overbleef was een experimentele kuur en de dokter vroeg of Fija hieraan mee wilde werken. Het was een methode die uit Amerika kwam en waar men, althans hier in Nederland, er nog niet van overtuigd was dat het echt werkte. De dokter zei dit werkelijk met zoveel woorden en dat maakte ons er uiteraard niet erg happig op om er aan mee te doen. Om deze methode te testen zocht men een aantal patiënten uit met een vrijwel identiek ziektebeeld. Sommigen werden dan willekeurig door een computer geselecteerd om de behandeling te krijgen terwijl anderen deze behandeling niet kregen. Fija was kennelijk al door de computer geselecteerd om mee te doen.

”Helpt deze chemotherapie?” Was Fija’s rechtstreekse vraag bij ons eerste bezoek aan de oncoloog.

"Dat weten we echt niet, onze onderzoekservaringen hebben nog geen wetenschappelijk bewijs opgeleverd dat iemand door deze behandeling is genezen."

"Wat is dan het effect?"

"Ook dat weten we nog niet. We hopen dat er voldoende mensen meedoen zodat we na een aantal jaren van onderzoek, zeg een jaar of tien, kunnen zien of de behandeling enig effect heeft gehad doordat de behandelden langer hebben geleefd dan de niet- behandelden. Ik kan u echt geen enkele garantie geven. Ik hoop wel dat u mee wilt doen."

”Mag ik daar nog een poosje over nadenken en heb ik daar de tijd voor?"

”]a natuurlijk, u kunt er rustig over nadenken. U hoeft niet meteen te beslissen, maar ik zou ook niet al te lang wachten. Maakt u bij de assistente een afspraak voor vandaag over twee weken."

Na deze woorden stond hij op, gaf ons een hand en liet ons gaan.

Toen we naar huis reden zei Fija: “Wat denk je, zal ik meedoen of niet?"

“lk weet het niet liefje, de dokter gaf ons twee weken, Laten we die tijd gebruiken om er samen voor te bidden en dan te zien wat de Heer in onze gedachten legt.”


De volgende dagen spraken we er vrijwel niet over, maar baden we wel elke dag samen om wijsheid. En inderdaad, na bijna twee weken hadden we beiden zekerheid over de weg die we hierin moesten gaan. Dat was voor ons een heel wonderlijke ervaring. Je kunt voor het antwoord op die vraag niet in de Bijbel kijken en zo een pasklare oplossing aangereikt krijgen. Maar na die twee weken van gebed en gedachtewisseling wisten we het. Een van onze overwegingen was, dat we niet koste wat het kost genezing wilden. Geen geheimzinnige praktijken zoals acupunctuur of

andere geneeswijzen die iets met de duisternis te maken konden hebben. We waren ook tot de overtuiging gekomen dat we niet alles wat op de ’genezingsmarkt' werd aangeboden ook werkelijk zouden moeten gebruiken. In ieder geval waren we het er tevens over eens dat we voorzichtig moesten zijn met chemo- en radio- therapie vanwege alle schadelijke bijwerkingen. We hadden in de loop van de tijd vaker aan het ziekbed van kankerpatiënten gezeten die vaak zo vreselijk ziek waren van de toegepaste behandelingsmethoden, Steeds weer misselijk zijn en haarverlies, dat hadden we teveel meegemaakt.


Weer naar de oncoloog

We kwamen weer op het spreekuur bij de oncoloog. Hij liet koffie aanrukken en we zaten heel ontspannen bij elkaar toen hij 'de vraag’ stelde:

”U hebt erover nagedacht. En wat is de uitkomst, mevrouw Stam?"

“Wat denkt u dokter?", was Fija's weervraag.

"lk denk dat u meedoet”, zei hij na een kleine aarzeling.

”Dokter, mijn man en ik hebben er veel over nagedacht en gebeden en we geloven dat ik er niet aan mee moet doen. Het klinkt voor u misschien wat vreemd maar we hebben besloten om alles in Gods handen te geven. Hij weet wat het beste is voor ons beiden en we vertrouwen ons aan Hem toe. En weet u, we geloven ook niet dat het goed is om in ons lichaam allerlei chemische, ja zelfs giftige dingen te stoppen. Een gezond mens wordt er ziek van, hebben we gelezen.”

"Dat laatste kan ik niet ontkennen", antwoordde de dokter. “U zult er tien weken lang elke week minstens een paar dagen ziek van zijn en u zult er rekening mee moeten houden dat u uw haar gedeeltelijk zult kunnen verliezen.”

”We vertrouwen maar op God, dat lijkt ons het beste. Verder willen we zoveel mogelijk alleen maar gezond voedsel eten zodat we doen wat we kunnen om mijn lichaam in de best mogelijke conditie te brengen en te houden en de rest moet de Heer maar doen."

Het was duidelijk dat de dokter geen raad wist met dit antwoord. Hij zei dat hij het respecteerde en het ook wel een beetje kon begrijpen gezien de informatie die hij tevoren had gegeven, maar ook dat hij beslist niet geloofde in gezonde voeding als remedie tegen kanker. Hij raadde ons ten sterkste af om iets van ’Moerman' te verwachten. Die theorie was volgens hem grote onzin en nergens op gebaseerd. Hij vond het jammer dat Fija niet mee deed met die experimentele behandeling want 'voor de statistiek zou het toch belangrijk kunnen zijn'. Dat klonk eigenlijk vreselijk stom; in één keer gereduceerd tot een lijntje naar boven of naar beneden in een diagram .... Het kwam er erg ongelukkig uit zoals hij het zei, maar we begrepen ook wel dat het kwam omdat hij zich niet zo erg op z'n gemak voelde. We waren tenslotte ook buitenbeentjes, met al dat bidden en zo...


Onderweg naar huis zei ik tegen Fija dat ik heel sterk de indruk had dat hij niet helemaal de waarheid sprak toen hij antwoordde op haar vraag wat hij verwachtte dat ze doen zou.

"Ik verwachtte eigenlijk dat hij zou zeggen dat hij dacht dat je niet mee zou doen. Hij zei volgens mij het tegenovergestelde van wat hij dacht.”

Ze had zijn aarzeling ook opgemerkt en ze had er een duidelijke verklaring voor.

”Hij kon alleen maar zeggen dat hij verwachtte dat ik mee zou doen. Stel je voor dat hij gezegd zou hebben dat hij dacht dat ik niet mee zou doen en ik had het wel gewild... Dan had hij een probleem gehad en zou ik wellicht alsnog hebben geweigerd. Hij koos gewoon de veilige kant.”

We besloten dus om zo gezond mogelijk te leven. Niet dat we altijd zoveel 'junk food’ aten; dat deden we eigenlijk nooit of heel zelden. Slechts één keer per jaar gingen we, als we met vakantie waren, naar Mac Donalds en de keren per jaar dat we frieten aten waren op de vingers van twee handen te tellen. Als men Fija wel eens vroeg naar de dingen die we aten, dan zei ze altijd: ”Wij eten zonder zorgen.”

En dat bleven we in zekere zin doen, maar toch veranderden we ons menu enigszins zodat Fija zoveel mogelijk

gezond voedsel binnenkreeg. We lieten ons voorlichten door een huisarts die vertrouwen had in het zogenaamde ’Moerman dieet’. We aten meer fruit en granen en minder vet en ook legden we meer nadruk op koolhydraten. Veel vitaminerijk voedsel dus. Diezelfde arts gaf Fija ook heel veel vitaminepreparaten. A. B. C. D. E .... kortom het halve alfabet. Zelf hadden we gehoord en gelezen van het gebruik van Laetrile. We vroegen deze arts naar dit middel en hij schreef Fija capsules van 150 mg. voor waarvan ze er dagelijks drie moest innemen. Ze had een hele batterij van

potjes en flesjes op tafel staan als we gingen eten.


Weer op reis

Ruim twee maanden na de operatie gingen we samen weer voor evangelisatiewerkzaamheden op pad met onze camper. Ik heb haar zelden zo gelukkig gezien als toen we weer de weg op gingen. Vlak bij Basel hoorden we op de radio dat er sneeuw was gevallen in Zwitserland. Fija vroeg me of we een eindje Zwitserland in konden rijden, want ze wilde graag even in de sneeuw wandelen. En omdat ik al haar wensen zoveel mogelijk wilde vervullen, reden we

aan het einde van die middag Zwitserland in. Maar de sneeuw was verder weg dan we hadden gedacht. Via Bern reden we naar Interlaken en daar naar boven in de richting van Beatenberg. Het was al lang donker toen we daar aankwamen, maar er was volop sneeuw en we hebben er heerlijk gewandeld.


Zolang als ik haar kende en dat was al meer dan vierendertig jaar wilde ze 's avonds graag even naar buiten om naar de sterren te kijken. In het begin vleide ik me met de gedachte dat het was omdat ze met mij onder die sterrenhemel wilde zitten. Later bezeerde het mijn ego wel een beetje toen ik moest aanvaarden dat het inderdaad de sterren waren die haar interesseerden. Ze heeft me geleerd hoe de Grote en de Kleine Beer er uit zagen. Ze noemde ze altijd 'de grote en de kleine steelpan’. En ook de Poolster kende ze. Maar dat was dan ook zo'n beetje alles wat ze er van wist. Het ging haar ook niet om de kennis van al die sterren, maar om wat de sterrenhemel haar vertelde over de Almachtige God. Hoewel ze dus niet zoveel sterren bij name kende, kende ze wel die Almachtige God als haar Vader. Daar ging het bij haar om; daarvan was ze altijd weer onder de indruk en in de loop van de jaren had ze dat ook een beetje op mij overgebracht. lk herinner me heel goed dat we die avond in Beatenberg op een gegeven moment op een open plek in het bos kwamen en we een prachtig uitzicht hadden op de sterrenhemel. Ik kan me best voor-

stellen dat sommigen al die ’sterrenverhalen' maar erg overdreven vinden, maar voor mij zijn het hoogtepunten om nooit te vergeten. juist in die ogenblikken waren we zo heel dicht bij elkaar. En na mijn eigen ervaring op die vrijdagavond, nadat we het nieuws over Fija's ernstige situatie hadden vernomen, begreep ik haar voorliefde voor de sterren beter dan ooit tevoren.

"Martien. kijk eens naar boven", zei ze met een van opwinding enigszins trillende stem, “wat zijn de sterren helder vanavond, dat zal wel door de vorst komen he? Ik denk dat de Heer ons wil laten zien dat Hij aan ons denkt, geloof je ook niet? Laten we even hier blijven staan kijken.”

Zo bleven we samen een hele tijd staan met de armen om elkaar heen geslagen. “Wat zijn ze helder", zei ze nog eens; en vervolgde: "Wat hebben wij toch een grote God die wij Vader mogen noemen. En toch ben ik wel eens bang voor de toekomst, voor jouw toekomst, darling.”

Ze noemde me heel vaak 'darling', terwijl we toch helemaal geen Engels bloed in onze aderen hadden.

“Maar aan de andere kant, als ik Gods grootheid zo zie dan geeft me dat ook weer zo'n rust. Alleen, ik zou zo graag willen weten of ik bij je zal mogen blijven.”

”Ik vertrouw er op dat je bij me blijft, schatje, we hebben nog zoveel te doen samen.”

Ze trok me mee naar een omgevallen boomstam die we toen pas zagen liggen omdat onze ogen wat meer aan het donker gewend waren, ik veegde de sneeuw weg en ging zitten. Zij kwam op mijn knie zitten en sloeg haar armen om me heen.

"Lieverd, ik hou zo van je en ik moet er niet aan denken dat ik je alleen achter moet laten.”

”Fija, mijn pop, laten we proberen van dag tot dag te leven. Het is niet makkelijk, maar het is gewoon het beste. Laat Hem maar voor ons zorgen en laten we op Hem vertrouwen."


Wanneer je zo gelukkig bent samen en je kunt wandelen en plezier met elkaar maken zijn gedachten aan de dood zo onwezenlijk ver weg. Ook al heeft je vrouw pas nog zo'n ernstige operatie ondergaan. Het lijkt allemaal zo onwerkelijk. Ik meende wel wat ik zei en ik geloofde ook dat we 'van dag tot dag’ moesten leven en de rest aan Hem moesten overlaten. Toch kon ik me niet losmaken van de gedachte dat het een beetje goedkoop klonk, maar misschien was dat alleen zo in mijn eigen oren. Ik wist dat ik Fija als mijn vrouw van de Heer had gekregen. In 1961 hadden we elkaar voor het eerst ontmoet en we waren vanaf het eerste moment verliefd op elkaar. Toen, in het begin had ik het

niet zo door dat zij een geschenk van God was; ik had Hem in die tijd ook nooit gevraagd om mij de vrouw te geven die Hij wilde dat ik hebben zou. Daar dacht ik toen gewoonweg niet aan. Ik vroeg haar vader gewoon om toestemming om met haar te mogen trouwen. (Uiteraard nadat ik er eerst met haar over gesproken had natuurlijk...) Maar in de loop van de jaren was ik steeds meer gaan zien dat God juist haar aan mij had gegeven. Die avond besefte ik voor het eerst dat ik haar wel had gekregen, maar dat God er niet bij had gezegd dat ik haar altijd zou mogen houden. Ik besefte ook, en ik werd er van binnen angstig en onrustig van, dat het mogelijk zou kunnen zijn dat ik haar weer terug zou moeten geven. Dat ik haar zou moeten afstaan. Ik verzette me met alles wat in me was tegen deze gevoelens, ik wilde niet dat ze iets van mijn onrust zou merken; want wat moest ik dan zeggen? We bleven heel dicht bij elkaar zitten totdat we het koud begonnen te krijgen. We stonden langzaam op zonder elkaar maar een

moment los te laten. Langzaam liepen We, met de armen om elkaar, Weer terug naar de camper Waar We bij de Warme kachel een kopje cacao dronken. Sinds ze ziek was dronken we geen koffie meer omdat we niets wilden eten of drinken dat op een of andere wijze een negatieve invloed kan hebben op de gezondheid. Wat later reden we weer naar beneden. Nadat we Interlaken en daarmee de haarspeldbochten en de sneeuw achter ons hadden gelaten en ik weer met één hand kon sturen pakte ik haar linkerhand vast en zo reden we hand in hand terug naar Bern. Af en toe

kneep ze me zachtjes en als ik dan naar haar keek lachte ze naar me. Ik vroeg me af of, als ik in dezelfde omstandigheden zou verkeren, ik ook zo blij zou kunnen zijn.

Ik was er eerlijk gezegd niet zo erg gerust op ....


De weken gingen voorbij en langzaam aan raakten we gewend aan de situatie. Fija had van de dokter een tamelijk streng dieet gekregen. Geen aardappelen meer maar wel veel zilvervliesrijst. En daar had ze zo'n hekel aan! Het ergste was voor haar dat ze er ook nog een rauwe eierdooier door moest prakken. Dat vond ze maar niks, dus wat kon ik anders doen dan met haar mee eten? Het zou wel erg wreed van me zijn geweest als ik haar lekkere dingen liet koken voor mij, die zij niet mocht eten. Dus at ik ’lekker' met haar mee.

Eind februari ontmoette Fija een chauffeur van onze leeftijd. Ze sprak hem aan en hij begon te vertellen. Hij had darmkanker gehad, vertelde hij, en hij was na een operatie weer helemaal beter geworden. Toen ze me ervan vertelde zei ze: ”lk denk dat de Heer me hiermee wilde bemoedigen.”


Pijn!

Dezelfde dag dat Fija met deze chauffeur had gesproken reden we richting Amsterdam, waar we naar de havens wilden gaan om daar chauffeurs te bezoeken. We sliepen op de parkeerplaats bij het ’Brugrestaurant' bij Leiden. 's Nachts om een uur of twee werd ik wakker. Fija probeerde heel voorzichtig uit onze tweepersoons slaapzak te glijden.

"Wat is er?"

”Ik heb zo'n pijn in mijn rug, ik kan niet in slaap komen."

“Heb je dan helemaal nog niet geslapen?"

”Nee, joh, ik heb zo'n pijn. Ik snap er niets van, hoe zou dat komen?"

Nadat ze ging zitten werd de pijn wat minder.

” Wat is dat jammer die pijn nu, ik voelde me juist zo goed de laatste tijd. Zou het misschien die oude hernia zijn?"

Een jaar of tien geleden had ze enige weken in het ziekenhuis doorgebracht en daarna nog een week of zes thuis op bed gelegen vanwege rugklachten. Een operatie durfde de dokter toen niet aan vanwege de eraan verbonden risico’s.

”Ik blijf maar even zitten met een paar kussens en probeer zo wat te slapen."

Nadat ik haar geholpen had om zich een beetje comfortabel in de kussens te installeren, schoof ik ze]f weer helemaal terug in onze slaapzak en viel al weer gauw in slaap.

De volgende morgen vertelde Fija me dat ze de hele rest van de nacht zittend had geslapen en dat ze vrijwel geen pijn meer had. Aan het einde van die dag leek Fija me wat lusteloos en ik vroeg haar hoe het met haar ging.

“Redelijk darling, maar de pijn gaat vandaag niet helemaal over denk ik."

“’Zullen we naar huis gaan?"

”Nee, laten we maar gewoon doorgaan. Zullen we straks naar het zuiden rijden?

Ze stelde voor om onderweg nog even bij kennissen in Dordrecht langs te gaan en dan de volgende dag naar de Belgische grens bij Hazeldonk te rijden en daar dan de hele dag te blijven.

En zo deden we. Aan het eind van de middag reden we naar Dordrecht waar we een paar uurtjes bij kennissen doorbrachten, waarna we verder naar het zuiden afzakten. Het was al tegen tienen en daarom stopten we net over de Moerdijkbrug bij het Texaco station om daar te gaan slapen. Voor de derde achtereenvolgende nacht kreeg Fija pijn, ze probeerde zich wat omhoog te werken uit de slaapzak en wilde weer zittend gaan slapen. Het was op dat moment tegen tweeën en al behoorlijk koud. We hadden de kachel laten branden maar het gas was opgeraakt. Het was veel te koud om gedeeltelijk buiten de slaapzak de nacht door te brengen. Daarom stelde ik voor om naar huis te rijden.

Daar kwamen we tegen half vier aan en Fija had nog steeds pijn.


Omdat Fija vooral 's nachts meer pijn kreeg, dachten we dat het verstandig zou zijn om een nieuwe matras te kopen. De oude was al een jaar of acht oud en een beetje ingezakt, daarom dachten we dat een nieuwe matras wel zou helpen. En inderdaad deze nieuwe matras gaf haar veel meer steun, de pijn verdween en ze kon weer goed slapen.


Foto: Onze VW LT28 voor de deur van ons huis in Eindhoven, waar we maar ruim een jaar samen hebben gewoond