hier is Tinus!

Zo lief had God de wereld dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft  opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  Johannes 3:16

Bezoekers nu

Bezoekers totaal

zaten


Home Wie ben ik Onoverzichtelijke bocht Zijn Naam Cursief Eerste hulp Maarten In vogelvlucht Links Contact

19 Naar Huis


En toch is alles goed

Ik liep na dit gesprek verder en at aan het tafeltje in onze kamer mijn ontbijt op. Fija sliep, zij hoorde niets van wat ik deed. Om een uur of acht, nadat ik mijn ontbijt op had kwam de chirurg even kijken. Fija sliep nog steeds en hij zei dat als ze voor twaalven niet zou ontwaken, dat ze dan heel gauw zou overlijden. Misschien nog een dag of twee, drie. Hij adviseerde me om haar maar rustig te laten liggen en haar vandaag maar niet lastig te vallen met wassen. Die morgen friste ik voorzichtig haar handen en haar gezicht een beetje op met een vochtig washandje. Ze werd er niet wakker van en ik liet haar verder maar rustig slapen. Net na tienen werd ze wakker en wilde wat drinken. Ik gaf haar wat appelsap. Nadat ze het glas had leeggedronken gaf ze het me terug, knikte even en aan haar lippen kon ik zien, meer dan dat ik het kon horen, dat ze zei: ”Dank je lieverd". Ze ging weer liggen en bleef naar me kijken. Ook glimlachte ze even naar me. Ik vroeg haar of ik nog iets voor haar kon doen.

"Blijf daar even zitten, ik wil alleen maar naar je kijken, ik wil je nog even goed zien.”

“Zal ik iets voor je zingen?"

”Nee dear, ik wil je alleen maar even zien, gewoon maar naar je kijken, dat is genoeg want ik ben zo moe. En toch heb ik de hele nacht geslapen, gek he.”

Ik zei niets meer en bleef bij haar zitten terwijl ik haar hand vasthield. Na enkele minuten sloot ze haar ogen en even later hoorde ik aan haar ademhaling dat ze weer in slaap gevallen was. Even had ik zo heel stil bij mijn slapend prinsesje gezeten toen haar moeder en broer binnen kwamen. Door hun stemmen werd Fija meteen klaar wakker.

“Hallo moeder.”

“Je broer is er ook", zei haar moeder.

"O, hallo Gerard, ik had je niet gezien."

Met z'n vieren zaten we even te praten waarna haar broer weer wegging; hij moest gaan werken. Ik vroeg aan Fija of ze het goed vond als ik even naar huis zou gaan om een paar dingen te regelen. Omdat ze die morgen wakker geworden was dacht ik dat ik nog wel even weg kon. Ze vond het best omdat haar moeder nu bij haar was. lk gaf haar een kus en ging even naar huis. Zoals altijd was ik binnen een half uur weer terug. Ze was in diepe slaap en haar moeder zat bij haar en hield haar rechterhand vast. Ik ging aan de andere kant zitten en de zuster bracht mijn eten. Ze had ook een dienblad voor Fija bij zich maar dat nam ze weer mee; het zag er niet naar uit dat ze vandaag iets zou eten. Nadat ik mijn portie op had legde ik mijn arm langs haar hoofd op het kussen. Ze werd er wakker van en keek me aan, die lieve blik in haar ogen en de rust die ze uitstraalde zal ik mijn leven niet vergeten.

"Wil je dat ik nog iets voor je zing.”

Het lijkt misschien gek dat ik dit elke keer aan haar vroeg, maar ze hield zo veel van zingen! Thuis, onder het werk zong ze bijna altijd en in het begin van haar ziekte hadden we, net als altijd, ook vaak samen gezongen. Hoewel ik helemaal geen vaste stem heb wilde ik toch graag voor haar zingen als ze dat wilde. Ze vroeg me nu om het lied ‘k Ben reizend naar die stad, waar Christus het licht zal zijn’, te zingen waarvan het refrein zegt: “Geen smart meer daar omhoog, God zelf wist daar de tranen droog. Nadat ik dit lied had gezongen, zat ik nog een tijdje stil naast haar bed. Haar moeder zat aan de andere kant. Fija lag een moment stil voor zich uit te kijken met een gelukkige trek op haar gezicht waarna ze weer in slaap viel. Na verloop van tijd, hoe lang weet ik niet, werd ze opeens weer wakker en greep ze naar de papegaai. Ze trok zich op uit de kussens. Dat had ze al dagen niet meer zelfstandig gekund. Even bleef ze rechtop zitten en keek ze met een verbaasde blik om zich heen. Alsof ze iets zag dat ze niet begreep. Ze keek een paar keer om zich heen. De blik in haar ogen was zo anders. Het was absoluut duidelijk dat ze haar moeder en mij niet opmerkte. Het was alsof ze in een andere werkelijkheid keek. Niet dat ze ons negeerde, maar alsof ze dwars door ons heen iets anders zag. Deze zin heb ik meerdere keren heroverwogen, maar ik kan het niet beter verwoorden. Nadat ze zo rond had gekeken, ging ze weer liggen. Haar ogen gingen weer dicht en het leek of ze weer sliep. lk was uit mijn stoel gekomen en stond naast het bed naar haar te kijken terwijl ze daar met gesloten ogen lag. Even later greep ze nog eens naar de papegaai en ik hielp haar om hem te pakken. Ze trok zichzelf omhoog en draaide haar hoofd in mijn richting. De blik in haar ogen was weer vol verbazing, maar nu zag ze mij ook. Terwijl de verbazing in haar ogen bleef kwam ze met haar gezicht dicht bij het mijne en maakte ze met haar lippen een beweging alsof ze me wilde kussen. Ze haalde het helaas net niet. Ik kon nog wel mijn arm om haar schouder heen slaan. En zo, met haar ene hand op mijn arm en haar gezicht naar mij opgeheven in een verstarde poging om me te kussen en met mijn rechter arm om haar schouder verliet ze dit leven en begon aan het echte leven.  Aan het leven met de Heer Jezus in de heerlijkheid van het Paradijs. In de tijd dat de dokter bezig was vast te stellen dat ze overleden was, belde ik op de Zusterpost onze jongens op. Een van de Verpleegkundigen vroeg of ze mocht helpen als ik Fija waste en zou afleggen. Ik vond dat heel vreemd, dat mij werd gevraagd wie mij moest helpen. Ik dacht dat het niet gebruikelijk was dat in een Ziekenhuis familieleden dit deden. Bij sterfgevallen die ik in het verleden had meegemaakt moest de familie altijd de zaal verlaten tot de verpleegkundigen klaar waren met wassen en afleggen. Maar ik besefte wel dat ons hele verblijf in het ziekenhuis in veel opzichten afweek van het ’normale’. lk had haar wekenlang elke dag gewassen, Wanneer haar infuus piepte omdat er een luchtbel in de leiding zat loste ik het probleem zelf op. Ik had haar zelfs injecties gegeven en verzorgde dagelijks de stoma's enzovoort. Men liet mij maar begaan en zodoende deed ik dingen waar een leerling-verpleegster alleen maar naar mocht kijken. De dokter had een keer gezegd dat ik zoveel deed, dat het personeel daardoor flink werd ontlast en hij vond het fijn dat wij zo dicht bij elkaar betrokken waren. Dat ik haar nu ook zou wassen was eigenlijk een logisch vervolg op alles wat we eerder samen hadden gedaan. Het was zo’n zegen dat ik dit zelf mocht doen. Fija had gedurende de 32 jaar dat we getrouwd waren van tijd tot tijd het nachthemd gedragen dat ze gekocht had toen we trouwden. Dat nachthemd had ik apart gehouden zodat het niet in de was zou zijn als ze zou overlijden. Ik wilde dat ze dat aan zou hebben, ook al omdat ik niet wilde dat het later voor mij een soort ’relikwie' in mijn kast zou worden. Ik heb het haar aangetrokken en haar zo neergelegd alsof ze lag te slapen. Olga, de verpleegster, vroeg me of we haar handen niet moesten vouwen op haar borst. Maar dat vond ik zo onnatuurlijk en daarom legde ik haar neer zoals ze meestal lag als ze sliep, een hand op haar borst en een op haar buik. Zo, net alsof ze in het ziekenhuisbed lag te slapen, heb ik haar voor 't laatst hier op aarde gezien. Ik ben niet meer wezen kijken toen ze in de kist lag. Daar had ik geen behoefte aan. We hadden afscheid van elkaar genomen gedurende een ruim acht weken durend afscheidsproces. De laatste herinnering was dat ze zich oprichtte om me een laatste kus te geven. Die herinnering wilde ik door geen enkel ander beeld laten vervangen. Daar heb ik overigens later wel een lichte spijt over gevoeld. Eigenlijk had ik achteraf haar zelf in de kist willen leggen.


I love you for u hundred thousand reasons

Toen ik Weer thuis was moest ik weer aan haar denken als aan het herderinnetje in het boek Hooglied. Hoe gek het ook klinkt, dat kwam eigenlijk door een plaat van ]im Reeves. Gedachten kunnen soms zo'n vreemde weg gaan. Ik weet niet hoe het kwam maar ik moest aan het lied denken waarvan hierboven de titel staat. 'I love you for a hundred thousand reasons'. Wellicht kwam dit in mijn gedachten omdat ik er aan dacht dat ik zoveel van haar hield en dat ik haar zo miste. Ik moest er ook aan denken dat, als ik dat zong, zij dan plagerig tegen me kon zeggen:

"Vooruit, noem eens .... tien redenen .... ”

Dat viel niet altijd mee zonder in gemeenplaatsen te vervallen. Om mijn verlegenheid te camoufleren zong ik er dan achteraan: 'But most of all I love you ‘cause you’re you.’ Deze laatste regel doet me, hoe raar dat dan ook mag lijken, denken aan het Hooglied. Wat heeft uw geliefde voor boven een ander. In de verzen die aan dit vers voorafgaan heeft God op treffende wijze beschreven hoe radeloos iemand kan zijn die zijn/haar geliefde mist. Wat een radeloosheid spreekt eruit als zij zegt: Ik zocht hem, maar ik vond hem niet... De Heer kent die gevoelens zo goed, Hij heeft ze toch zelf in het hart gelegd. Liefde maakte Hij tot grondslag van het leven. Hij weet er alles van. Het gemis van de geliefde voelt Hij mee. En dan komen de vriendinnen en vragen haar wat haar geliefde heeft boven de anderen. Ze vragen het tweemaal. Natuurlijk heeft dit gedeelte een diepere geestelijke betekenis, maar per slot van rekening gaat het hier toch om een heel gewone liefdesverhouding tussen twee jonge mensen. Dat de vraag wat de geliefde voor heeft boven een ander tweemaal in één vers voorkomt laat zien dat de liefde tussen twee mensen niet altijd precies te benoemen is. Er zijn teveel dingen die hem of haar onderscheiden van alle anderen. De buitenstaander heeft er geen weet van. Omdat deze bui- ten de intimiteit van juist die speciale verbintenis staat. Het liefhebben van die ene is zo gewoon en toch zo heel bijzonder. En God weet dat. Hij vond het zo belangrijk dat wij dit van Hem zouden weten dat Hij het voor ons heeft opgeschreven. Het gaf mij zoveel troost dat Hij weet van dat grote geheim tussen twee geliefden. Hij wilde dat Fija en ik elkaar liefhadden en Hij wist ook dat het tussen ons zo mooi was. Wanneer Hij dan een van de geliefden wegneemt, weet Hij ook precies wat Hij doet. Hij kent ook de pijn die het veroorzaakt want Hij is de 'uitvinder' van de bijzondere liefdesverhouding tussen man en vrouw. En als Hij die band dan verbreekt door een van de geliefden Thuis te halen, dan is Hij er heel nauw bij betrokken. Hij is er heel dicht bij en begrijpt het verdriet en Hij wil ondanks alles rust en vrede geven. Dit is weggelegd voor Gods kinderen, en jaren geleden hadden Fija en ik de Heer Jezus leren kennen als ’onze Geliefde, die alles voor heeft boven alle anderen.' En daarom kan ik ook vertrouwen dat Hij mij alle troost zal blijven geven.

Toen ze de laatste keer naar het ziekenhuis moest had ik eraan gedacht dat ik graag wilde dat ze thuis zou mogen overlijden. In een haar vertrouwde omgeving en niet in een kille ziekenhuiskamer. Maar de Heer leidde het anders. Al die Weken in het ziekenhuis hoefde ik niet voor eten en drinken te zorgen, geen boodschappen te doen enz. lk kreeg alles en mocht vierentwintig uur per dag bij haar zijn. Ook hiervoor wil ik de Heer alle dank geven.


Deadline

In de loop van de tijd, nadat ik alleen was achtergebleven, bezocht ik vrij regelmatig een goede vriend en broeder met dezelfde ziekte als waar aan Fija leed. Hij had een boek gelezen met de titel ’Deadline'. Dit boek had hem heel erg aangesproken. Het gaat over drie vrienden waarvan twee omkomen bij een auto-ongeluk. De derde, die het ongeluk overleefde, is een journalist die de oorzaak van het ongeluk probeert te achterhalen; vandaar de titel van het boek: een heen wijzing naar de druk die een journalist altijd ervaart in verband met de verschijning van de krant. Na het over lijden van mijn dierbare vriend kreeg ik een exemplaar van dit boek van zijn weduwe en hun kinderen. Wanneer een van de twee slachtoffers in het ziekenhuis ligt en in coma is geraakt beschrijft de auteur van dit boek hoe deze man, Finney genaamd, voelt hoe hij zijn lichaam aan het verlaten is. Hij wil wat tegen zijn vrouw zeggen, die bij zijn bed zit, maar zijn stem  doet het niet meer. Hij wil zo graag zijn vrouw aanraken maar zijn handen gehoorzamen niet meer. Zijn vrouw leest hem voor uit de Bijbel en dat verstaat hij wel. Maar het is hem onmogelijk erop te reageren. Dan komt eerst zijn dochter Angela aan zijn bed en legt even haar hoofd op zijn borst, maar tilt het meteen weer op omdat ze bang is dat ze zijn ademhaling zal bemoeilijken en het boek vervolgt dan: 'Nee schat, laat je hoofd maar liggen ik wil je graag voelen’, maar hij hoort zelf zijn stem niet en weet dat zij hem ook niet hoort. Even later gaat zijn dochter weg om zijn jongste zoon Finn te halen.   is nu even alleen en hij dwaalt weer in de tunnel naar de 'andere zijde'. Angela's woorden hadden hem weer doen besluiten om ervoor te vechten in de oude wereld te blijven. Niet omdat hij het erg vond om naar de hemel te gaan, maar hij wilde blijven voor haar en voor zijn vrouw en voor Finn. Er wordt op een of andere manier aan hem getrokken om verder de tunnel in te gaan naar de 'andere zijde’. Als hij op weg is naar die 'andere kant’ van de tunnel komt de kleine Finn binnen. Als hij hem hoort praten komt hij weer een eindje terug en wil hij weer graag bij hem blijven, maar hij wist dat hij niet had te beslissen over leven en dood. Dat lag in de handen van God. Finney praatte met Finn, maar weer hoorde hijzelf niets en hij berustte er in dat de weg tussen zijn denken en zijn spreken weggespoeld was. Hij wilde nog zijn ogen openen en tegen zijn vrouw zeggen: 'Ik hou van je Sue’, maar de verbinding met zijn ogen en zijn stem was verbroken.


Toen ik dit later las moest ik denken aan die dag, vlak nadat Fija in het ziekenhuis was opgenomen en de dokter had gezegd dat zij hoogstens nog maar enkele dagen had te leven. Het boek Deadline is maar een roman en niet de Bijbel, maar ik geloof dat Fija een dergelijke ervaring heeft gehad. Zij was bezig zich los te maken van haar lichaam; de dokter had gezegd dat het niet lang meer zou duren. Maar mijn verdriet en tranen, en de zorgen om de toekomst hadden haar kennelijk zoveel extra wil gegeven om, als het ware, even terug te keren in die tunnel. Ze zou nog ruim zeven weken bij me blijven. Hoe het precies werkt weet ik niet. ‘A1s God roept mag ik gaan, niet eerder en niet later’, had Fija gezegd. En toch kwam ze nog even bij me. God gaf ons samen die extra tijd; Hij liet haar nog even omkeren voor ze definitief naar de 'andere' kant van de tunnel zou worden getrokken. En wat waren die zeven weken een zegen voor mij, maar ook voor haar. Ik geloof dat het verhaal in Deadline, ook al is het dan 'maar' een roman, niet tegenstrijdig is aan het Woord van God. In de Bijbel wordt over het sterven van de gelovige duidelijk gesproken in termen van ‘het lichaam verlaten’ en ’heengaan’. Wij 'willen liever ons verblijf in het lichaam verlaten en bij de Heer inwonen. ...ik verlang er naar heen te gaan en met Christus te zijn want dit is verreweg het beste.

Ik denk hierbij aan iets wat ik van br. Jacob Klein Haneveld, die nu al vele jaren bij de Heer is, mocht leren. Tijdens een les op de Bijbelschool sprak hij over de toestand na de dood. ”Jongelui, het ligt in de lijn van de verwachting dat, als de Heer vertoeft te komen, ik eerder dit leven zal verlaten dan jullie. Dan ben ik in de hemel bij de Heer Jezus, dan zal ik mijn lichaam niet meer nodig hebben. lk zal het hebben verlaten. ]ullie kijken nu allemaal naar mij, maar wat jullie zien dat ben ik niet! Wat jullie zien is mijn tent, en die tent zal ik op een dag verlaten. O ja, mijn lichaam is niet onbelangrijk, want als ik ziek ben ga ik ook naar een dokter en’, terwijl hij op zijn mond wees, 'hierin doe ik dagelijks een heleboel om mijn tent in stand te houden. Maar in feite zit mijn werkelijke 'ik' hier binnenin.” En daarna op zijn ogen wijzend, "dit zijn een paar gaten waardoor ik van binnen naar buiten kan kijken. Jullie weten dat mijn gezondheid de laatste tijd wat te wensen overlaat; verschillende weken heb ik jullie geen les kunnen geven vanwege die koortsen die mij overvielen. Op dit moment lijkt mijn lichaam meer op een 'onverklaarbaar bewoonde' woning, maar straks, als ik bij de Heer ben, kun je er een bordje op hangen met de tekst: ’Onbewoonbaar verklaarde woning’.' Zeven weken was Fija nog bij me en steeds meer ging haar lichaam lijken op zo’n 'onverklaarbaar bewoonde’ woning. Totdat de woning definitief 'onbewoonbaar’ was geworden en zij door de engelen werd weggedragen naar het Paradijs om daar een voorsmaak te krijgen van alle zegeningen van het vaderhuis met de vele woningen. De weg vanuit het lichaam naar het Paradijs hoeft de gelovige niet in z'n eentje af te leggen. In 'Deadline' wordt beschreven hoe engelen worden gestuurd om de gelovige te begeleiden naar de Heer Jezus. De schrijver van dit boek is hierin geheel Bijbels: Voor de ongelovigen die sterven wordt van geen 'engelenhulp' melding gemaakt, integendeel: En de rijke stierf en werd begraven. Maar van de gelovige, van Lazarus, staat geschreven: En het geschiedde dat de bedelaar stierf en door de engelen werd gedragen in Abrahams schoot. Zo werd ook Fija door engelen naar haar eeuwig Huis begeleid