hier is Tinus!

Zo lief had God de wereld dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft  opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  Johannes 3:16

Bezoekers nu

Bezoekers totaal

zaten


Home Wie ben ik Onoverzichtelijke bocht Zijn Naam Cursief Eerste hulp Maarten In vogelvlucht Links Contact

Naar Aruba

In de tijd dat ik studeerde en Fija op het Brandpunt werkte leerden we veel broeders en zusters uit het land kennen. Studenten, ouders van studenten, bezoekers van de conferenties en allerlei zomergasten van het Brandpunt.

In die tijd ontstond bij ons ook de gedachte dat we misschien wel naar de Nederlandse Antillen zouden kunnen gaan om daar zendingswerk te gaan doen. Hierdoor kregen wij een behoorlijk grote achterban die wij informeerden over onze plannen. Velen van hen wilden ons gaan steunen als het eenmaal zo ver was.

Halverwege het opleiding op de Bijbelschool werden we gevraagd om mee te gaan werken aan de oprichting van een Bijbelschool op Curacao. In afhankelijkheid van de Heere besloten we om die richting op te gaan denken. We namen geen overhaaste stappen, maar hielden het steeds in onze gedachten en gebeden. Op en gegeven moment hadden we de volle zekerheid dat dit was wat de Heere van ons vroeg.

Ja, en dan komt het moment dat je de tickets besteld moesten worden en allerlei formaliteiten moesten worden verricht zoals inentingen en verzekeringen afsluiten. De betaling van de vrijwillige AOW premie moest worden geregeld. Wij dachten toen dat we dat toch nooit zouden gebruiken omdat de Heere dan al lang en breed terug zou zijn… De toenmalige penningmeester van de NGW (Nederlandse Gemeenschap voor Wereldevangelisatie), Huib Mojet, werd onze financiële begeleider en hij stond er op dat wij vrijwillig onze AOW zouden gaan betalen. Volgens Huib was het ook belangrijk in verband met het getuigenis om te betalen. Nu ben ik blij dat we het hebben gedaan want anders had ik nu een ‘gat’ gehad en dus minder AOW.

Begin juni 1979 gingen we op weg. De exacte datum weet ik niet meer. We vertrokken per trein vanuit Utrecht, via Rotterdam en Brussel naar Luxemburg. Van Luxemburg met het vliegtuig naar Aruba, via Ijsland en New York. Dat was een hele omweg maar wel het goedkoopste. De reis duurde anderhalve dag en in de namiddag van de volgende dag kwamen we aan op Aruba.

De reis van Utrecht naar Luxemburg had ook nog een verrassing: We wisten niet dat we kaartjes hadden van Utrecht via Maastricht naar Luxemburg en de enige trein die aansluiting gaf op het vliegtuig in Luxemburg was via Rotterdam. Die trein vertrok in de vroege morgen en de trein via Maastricht pas aan het eind van de middag. Bij de kaartjescontrole moesten we bijbetalen. Al ons geld hadden we omgewisseld in US Dollars en dat was geen probleem. Alleen, we kregen het wisselgeld terug Belgische Franken. We moesten honderd eenentwintig dollar bijbetalen en we hadden negen briefjes van 100 dollar en een van 20 dollar. De conducteur kende geen genade, dus kregen we voor 79 dollar aan Belgische Franken terug. Omgerekend was dat 5.197 Franken. Wat moesten we daarmee doen? We wilden ze weer omwisselen in Luxemburg maar daar was er geen tijd voor dus gingen ze mee de oceaan over. Uiteindelijk hebben we ze gewisseld op Aruba en daar kregen we er 84 dollar voor. Dus zelfs nog een  beetje winst

Op Kennedy Airport in New York moesten we een nacht overblijven. We hebben toen over onze koffers heen liggend geslapen, of wat daar voor door moest gaan. Totaal koud en stijf werden we de volgende morgen al heel vroeg wakker. Om te horen dat het vliegtuig ‘overbooked’ was en we, als we de volgende dag zouden reizen we een hotelkamer en we ook nog  $ 500,00 zouden krijgen. Dat leek mij wel wat, maar de jongens waren het beu en dus zagen we er van af en vlogen we naar Aruba.


De Heere voorziet in alles

Na onze aankomst op Aruba moesten we eerst wat acclimatiseren. Een weekje hebben we maar wat geluierd en wat rondgekeken. Ons een beetje gesettled in onze tijdelijke woning. Er bleek een namelijk misverstandje te zijn: We hadden uit de berichten opgemaakt dat er voor ons een woning beschikbaar zou zijn, maar dat bleek niet zo te zijn. We kwamen dus aan als ‘daklozen’. Gelukkig ontfermde het bestuur van een jeugdcentrum zich over ons en we mochten in het landhuis wonen dat op het terrein stond. Alleen tijdelijk, werd ons nadrukkelijk gezegd. Maar na een dag of vijf begon het werk.

Er moest van alles worden geregeld want we wilden in augustus beginnen met onze eerste klas Bijbelschoolstudenten. Er hadden zich er een aantal aangemeld. Zeven studenten om mee te beginnen.

We hadden geen gebouw met klaslokalen en daar moest eerst een oplossing voor komen. Het bestuur van het jeugdkamp, ‘Centro Juvenil Washington’ die ons al woonruimte hadden aangeboden, boden ons ook het gebruik van de jongens- en meisjesverblijven van het kamp aan plus de eetzaal en de keuken om daar les te kunnen geven en de maaltijden te bereiden en te gebruiken.

Fija werd, net als op het Brandpunt kok / hoofd van de huishouding. John en Marian Koning, Betty Ratzlaff en ik zouden lesgeven. John en Marian hadden we in Doorn op de Bijbelschool al leren kennen. John was decaan en Marian zang- en muzieklerares. Betty was een zendeling uit Canada die al meer dan 30 jaar op Aruba woonde en leiding gaf aan het jeugdkanp. Zij woonde ook in het landhuis en had daar haar eigen appartement.

De dag voor de Bijbelschool begon kwamen de studenten van de andere eilanden overgevlogen en op de eerste schooldag, voor het grootste deel een kennismakingsdag, kwamen de studenten van Aruba. Het waren: Dichi en Johan van Aruba, Hensley, Edseline, Marugia en Enid van Curaçao en Joe van Bonaire. (Joe is in 1984 helaas door eenverkeersongeval om het leven gekomen)

Wij moesten ons aanpasen aan de activiteiten van het Centro Juvenil en dus liep ons schooljaar van Augustus tot half december en van begin januari tot april. In december waren er kampen op het terrein en ook in de maand april. Het kostte voor de studenten en hun fanilies te veel geld om hen ook in mei nog terug te laten komen dus eindigde het schooljaar in de laatste week van maart.

Behalve de dagschool organiseerden we ook een Weekendbijbelschool. Een keer per maand op alle drie de eilanden. Zo waren we het ene weekend op Aruba en het tweede op Curacao in de Iglesia Evangelica Otra banda het derde weekend waren we vrij en het vierde weekend was Bonaire aan de beurt en waren we in de Iglesia Evangelica op Saliña. De studenten waren van alle leeftijden. De jongste was 12 (op Aruba) en de oudste was 82 (op Curaçao)

We begonnen met bijna honderd studenten op alle dre de scholen bij elkaar. Curacao was het grootste met bijna zestig studenten. In de loop van de tijd waren er die er mee ophielden maar aan het einde van die eerste cursus konden we nog zestig certificaten uitreiken aan de studenten die de cursus helemaal hadden gevolgd. Onder hen ook de oudste student, Eliseo.

Door allerlei politieke ontwikkelingen in die tijd hebben we de school versneld overgedragen aan het Antilliaanse bestuur en moesten we noodgedwongen weer terug naar Nederland omdat onze toelating tot de Antillen niet verlengd werd. En zo kwamen we in augustus 1980 weer terug in onze flat in Zeist.

God voorzag

Toen wij op Aruba aankwamen werden we hartelijk verwelkomd door John en Marianne Koning met wie wij zouden gaan samenwerken aan de Bijbelschool. Ik viel bijna om van de slaap maar ze hadden die avond een groots welkom voor ons georganiseerd. Dit heb ik half slapend in mijn stoel uitgezeten totadt we naar onstijdelijk onderdak werden gebracht. Want er was nog geen definitieve woonruimte voor ons gevonden. En zo trokken we in bij het Centro Juvenil Washington. Betty Ratzlaff een Canadeese zendelingen werd onze huisgenoot (of wij van haar) Het klikte meteen en we hebben met haar een fantastische tijd gehad.

Om naar de Antillen te kunnen gaan moesten we van de zendigsorganisatie minstens 1200 Gulden support per maand hebben. Vanuit Nderland hadden we 650 Gulden en op het budget van de Bijbelschool was 600 Gulden per maand voor ons. Zo had men ons laten weten. Toen we er aan kwamen bleek die 600 Gulden er alleen op papier te bestaan: er was geen cent in kas. We begonnen dus met 50% tekort per maand….

Gratis vlees…

Op Aruba woonde Theo Maessen, hij was daar na zijn diensttijd bij het Korps blijven hangen en verdiende de kost in de handel. Hij verkocht van alles. Op een dag stopte er een pick up voor onze keukendeur. Volgeladen met dozen. In die dozen zat vlees in blik. We moesten maar zien wat we er mee deden want Theo moest een pakhuis leegmaken voor nieuwe voorraden en hij schonk ons deze restpartij voor de Bijbelschool. Maar die Bijbelschool was er nog niet, de studenten zouden pas een maand later komen.

Gelukkig bestond er toen nog geen houdbaarheid datum op de verpakkingen. Sommige blikken waren een beetje doorgeroest en dat kon je gewoon ruiken…. Het betekende wel dat het snel op moest. Wat we nooit hadden gedacht: we aten elke dag meer vlees dan goed voor ons was, maar ja, het was gratis. ‘s Morgens rook Fija aan een blik boterhamworst en als het niet stonk maakte ze het open en bakte ze het in plakken voor op brood. Als de kinderen uit school kwamen aten we rijst met… vlees. Soms carbonade, soms gehakt en soms…. iets wat we niet goed thuis konden brengen of soms een of andere vis. Soms was het een verrassing als er geen etiket meer op het blik zat. Maar zo kwamen we wel door de eerste magere tijd heen, de Heere voorzag in onze noden. Zoals in de tijd van Elia toen God voorzag in een weduwe die eten voor hem maakte, zo gaf God ons Theo die ons al dat vlees gaf.

… en meel en melkpoeder enzovoort.

Aan het einde waren er steeds meer stinkende blikken en moest er steeds meer weggegooid worden. Maar toen kwam er een vrachtwagen van de Gobierno (Arubaanse regering) volgeladen met blikken melkpoeder, meel, bonen, erwten, blikken slaolie. De Nederlandse regering had dit gestuurd voor de arme Arubaanse bevolking en het Centro Juvenil was een van de organisaties die gevraagd werd om dit te verdelen onder de armere bevolking. Het bestuur was het er helemaal over eens dat wij ook bij die bevolkingsgroep hoorden en dus hadden we weer voldoende eten voor de komende tijd. We hadden nooit verwacht dat de Nederlandse overheid ons zo zou zegenen.

Piet

Intussen was onze broeder en vriend Piet van Houten in Nederland aan de gang gegaan om wat geld voor ons los te krijgen bij broeders en zusters. Tegen de tijd dat de ‘ontwikkelingshulp’ op raakte waren er voldoende inkomsten voor ons om de eerstvolgende maanden weer door te kunnen komen. Ook van de broeders en zusters op Aruba en op Curacao waren er die ons ondersteunden. Ja, we hebben steeds ervaren dat de Heere voorzag in al onze noden.

* * * * *

In die tijd vloog regelmatig van Aruba naar Bonaire  om daar Bijbelstudielessen te geven. Zoals me later ook in Mexico zou overkomen (zie mijn boek: ‘Onoverzichtelijke bocht’) had ik hier ook een aardige belevenis die het gevolg was van een verkeerd uitgesproken woord.

Op een zaterdagmorgen stond ik bij de Iglesia Evangelica in Saliña voor de klas. Terwijl we bezig waren de profeet Amos te bespreken stonden de ramen natuurlijk allemaal open om de passaatwind door de ruimte te laten waaien. Er vloog op een gegeven moment een vogeltje naar binnen die vlak bij mij op een bank ging zitten.

In die tijd sprak ik maar een beetje Papiamento en de lessen waren in het Nederlands. Ik kon het niet laten om af en toe de lessen met wat Papiamento te doorspekken… Dat deed ik nu ook.

‘Waak un burico heel’, zei ik en de hele klas lag in een deuk van de lach. Ze kwamen bijna niet meer bij en ik stond perplex, ik had kennelijk iets geks gezegd.

Toen het lachen wat was bedaard vroeg ik wat er zo leuk was aan wat ik had gezegd. Een leerling probeerde het uit te leggen, maar kon dat niet omdat zij weer de slappe lach kreeg.

Uiteindelijk bleek dat ik een vergissing had gemaakt. Ik had twee woorden verwisseld. ‘Barica’ betekent borst en ‘Buricu’ betekent ezel.

 Ik wilde zeggen: ‘kijk, een geelborstje’, maar wat ik zei was: ‘Kijk een gele ezel.’


* * * *  *

Op een of andere manier hebben we altijd wel wat met auto ‘s gehad. Ook op Aruba. We hadden de Mercury Comet meegenomen en reden er heerlijk mee rond. Maar na een paar maanden kreeg hij steeds meer problemen.Onze Mercury Comet was bij nader inzien niet geschikt voor de hitte op Aruba. Alle keerringen en stofkappen verdroogden en verbrokkelden langzaam aan. De olie liep uit de motor en de versnellingsbak en op een gegeven moment moesten we rond gaan kijken naar iets anders. Nu waren auto’s daar wel veel goedkoper dan in Nederland, maar ook allemaal te duur voor ons omdat we toch maar net het hoofd boven water konden houden.

 Subaru

Toen kwam Roberto tot geloof! De manier waarop dit gebeurde was heel bijzonder. Het gebeurde tijdens een evangelisatie samenkomst in Oranjestad. Hoe bijzonder kan het dan zijn? Let maar even op. Bicento Henriquez sprak over de Heere Jezus, de Weg de Waarheid en het Leven. Hij was bezig om zijn toespraak af te ronden toen er nog iemand binnekwam: Roberto. Ik zat vlak bij de ingang, hij keek rond en zag mij en kwam naast mij zitten. Hij vroeg zachtjes in mijn oor: ‘Hoe kan ik een Christen worden?’ Ik vertelde hem dat hij zijn zonden moest erkennen en belijden voor God en Hem om vergeving moest vragen. Ook zei ik hem dat hij dan ook de Heere Jezus in zijn leven moest vragen en zich aan Hem moest overgeven. ‘Kan dat hier?’, vroeg hij. Ik zei ja, natuurlijk en terwijl Bicento de zanggroep aankondigde boog Roberto zijn knieën en beleed zijn zonden en vroeg de Heere Jezus in zijn leven te komen. Na zijn ‘Amen’ stond hij op van zijn knieën, gaf me een hand en verdween weer naar buiten.

Een week later stond hij bij ons op het terrein rond te kijken. Toen hij me zag kwam hij meteen naar me toe en sloeg zijn armen om me heen. Hij kwam om te vragen of ik hem Bijbelstudie wilde geven, want hij wilde meer weten uit de Bijbel. Dat veranderde zijn leven. Het bleek dat hij gesacheiden leefde van zijn vrouw en kind. Omdat hij veel schulden had gemaakt hadden ze hun huis moeten verhuren en woonden zij weer bij hun ouders. Hij bij de zijne en zij met hun kind bij haar moeder. Zijn leven veranderde zo, dat zijn vrouw hem weer terug wilde hebben en samen probeerden zoveel mogelijk van hun schuld weg te werken. Hoe zij dat onder andere deden kun je lezen onder de knop loterij.

Op een dag, na een bijbelstudie liep hij mee tot aan mijn auto en zei: dat onze Comet rijp was voor de sloop. Daarna  zei hij dat hij (hij werkte bij een autohandelaar) een Subaru voor ons had die heel weinig kostte. We gaven hem de Comet en hij gaf ons de Subaru en we zouden ervoor betalen als we geld zouden hebben…

Nadat we dat hadden afgesproken en nog voordat we de auto’s zouden omruilen kregen we zomaar een gift met het bedrag dat we uiteindelijk moesten betalen. Dus toen hij de andere morgen bij ons kwam om de auto’s om te ruilen konden we hem meteen het geld geven. Toen we vertelden dat we dit geld net hadden gekregen op het juiste moment was da voor hem ook een bijzondere bemoediging.

* * * * *

Roberto, (voor zijn voorgeschiedenis zie: Subaru) had nog steeds fikse schulden en zocht naar wegen om van die schuld af te komen. En het lukte hem. Op Aruba kon je in elke straat van Oranjestad wel ergens gokken. Overal werden loterijen georganiseerd, zowel legaal als illegaal. De hele samen leving was er van doordrenkt. Er werd zelfs gegokt op nummerplaten van auto ‘s. Dit was de samenleving waarin Roberto was opgegroeid.

De Bijbelstudies hadden we steeds bij zijn moeder op Savaneta. Maar op een dag zei hij me dat ik de volgende week welkom was in zijn eigen huis in San Nicolas. Die avond reed ik naar zijn huis, waar ik al eens met hem was langs gereden, en hij stond me voor het huis op te wachten.

Die avond hoorde ik zijn verhaal. Hij was op het idee gekomen om al zijn huisraad te gaan verloten. Hij maakte voor elk meubelstuk en verder voor alles wat hij niet strikt nodig had 10 lootjes en van elke 10 verkocht hij er negen. De trekking was op een zaterdagmorgen en om alles zo transparant mogelijk te doen legde hij zijn eigen lootjes uitgespreid op een tafel (iets wat iemand anders nooit deed…) en hij liet de lootjes om de beurt door een van de aanwezigen trekken. Die morgen vroeg voor de mensen kwamen had hij gebeden of de Heere de loterij zou willen leiden en hij niet alles zou kwijtraken van wat hij had.En dat gebeurde. Uiteindelijk toen de verloting voorbij was bleek dat alles wat hij niet kon missen op zijn eigen lootjes was gevallen al het andere was door mensen meegenomen. Een was zo onder de indruk van zijn eerlijkheid dat hij wat hij gewonnen had gewoon liet staan.

Zo zaten we daar in zijn huis. Het huis was behoorlijk leeg, dat wel er stond een bankstel in en een tafel met zes stoelen. Ook de TV en de radio (een meubel) stond er ook nog in de slaapkamer stond hun bed en de wieg van de baby. Ook de hond was niet verloot. Alle keukengereedschap en de wasmachine stond er nog. Ze waren vrijwel schuldenvrij.

Hoewel ik zo mijn eigen gedachten had over het organiseren en het meedoen aan loterijen heb ik die dag mijn mond gehouden: Het was duidelijk dat hij dit in afhankelijkheid van de Heere had gedaan en Hij had het vertrouwen van deze jonge gelovige niet beschaamd. Wat kn ik dan nog zeggen?

O ja, over de hond die hij ook zelf had ‘gewonnen’. Die had hij voor zijn bekering mee naar huis gebracht, tegen de zin van zijn vrouw in en omdat hij haar ter wille wilde zijn en de hond nog steeds niet zo geliefd was  door zijn vrouw ging ik die dag met Asta naar huis tot vreugde van haar en van onze jongens.

* * * * *


In de tijd ik op het Brandpunt werkte ontmoette ik een aankomend student van de Bijbelschool met de naam Fred. Hij reed met mij mee in onze auto en op het dashboard had ik een plaatje waarop stond: ‘Liften is voor eigen risico, de bestuurder kan elk moment verdwijnen’. Voor mij een dagelijkse herrinnering met betrekking tot de ‘Opname’, het moment dat de Heere al de Zijnen komt ophalen zodat we voor altijd bij Hem zullen zijn. Fred zag het staan en vroeg wat het betekende. Daarop legde ik hem de woorden van Paulus uit zoals we dit kunnen lezen in 1 Thessalonicenzen 4

Maar ik wil niet, broeders, dat u onwetend bent ten aanzien van hen die ontslapen zijn, opdat u niet bedroefd bent zoals ook de anderen, die geen hoop hebben. Want als wij geloven dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal ook God op dezelfde wijze hen die in Jezus ontslapen zijn, terug brengen met Hem. Want dit zeggen wij u met een woord van de Heere, dat wij die levend zullen overblijven tot de komst van de Heere, de ontslapenen beslist niet zullen voorgaan. Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan. Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen wij altijd bij de Heere zijn. Zo dan, troost elkaar met deze woorden.

Fred en ik hebben nog vaak met elkaar erover gesproken dat we een bijzondere toekomst verwachten. Howel we elkaar na de Bijbelschool niet zo veel meer zagen zijn we elkaar niet vergeten en toen onze jongens een bok wilden hebben toen heb ik voorgesteld om hem maar Fred te noemen. En zo gebeurde het.


Op een nacht werd Peter wakker van lawaai, hij greep een honkbalknuppel en ging naar buiten. Daar zag hij Fred staan omringd door een troep wilde honden die om de beurt een uitval deden naar Fred. Het bdier probeerde zich te verdedigen maar had al verschillende beten in hals en rug van de honden gekregen. Peter bedacht zich geen moment en sloeg als een wildeman met de knuppel om zich heen naar de honden. Van al dat lawaai werd ik ook wakker en ik ging buiten kijken. Daar zag ik Peter met de honden. Sommige honden die hij had geraakt vlogen jankend weg anderen probeerden Fred nog aan te vallen. Uiteindelijk hebben we alle honden verjaagd en stond Fred op drie poten heel triest naar ons te kijken. Hij had diverse diepe wonden, stukken huid waren helemaal verdwenen en zijn linker voorpoot was uit de kom. We hebben hem naar het gereedschapshok gebracht en verwachtten eigenlijk dat hij dood zou gaan, zo was hij toegetakeld. De volgende morgen leefde hij nog en we besloten hemin de kofferbak van de auto te leggen en naar het  onderzoekscentrum voor dieren in Piedra Plat te rijden. Hopelijk konen ze daar nog iets voor hem doen.

Een dierenarts vroeg of ik van bloed van mijn stokje ging. Daar heb ik geen last van dus moest ik Fred vasthouden dan zou hij de wonden dichtnaaien. Zo, zonder verdoving trok hij de draad door de huid heen. Hij deed het net als mijn moeder als sokken stopte. En Fred? Fred lag alleen maar te wachten tot het klaar was. De schouder zou vanzelf wel weer in orde komen verwachtte de dierenarts. Toen we weggingen droeg hij Fred terug naar de kofferbak. Bij de auto vroeg hij: ‘U woont hier zeker nog niet zo lang?’ Ik zei dat we pas twee maanden op Washington woonden. ‘O, u woont op Noord, daar woon ik ook, al 24 jaar en tot volle tevredenheid, ik hoef nooit meer terug naar Nederland’. ‘Waaruit maakte u op dat we hier nog maar betrekkelijk kort wonen; omdat we nog zo bleek zien?’

Hierop antwoordde hij dat het voor hem na al die jaren voor het eerst was dat hij een bok die door honden aangevallen was had gerepareerd. ‘Meestal eten ze hem op en komen ze hier voor vijf Antilliaanse guldens een andere halen. Dat is eigenlijk niet de bedoeling van ons onderzoekcentrum maar het is niet anders. Hebben zij voor een koopje de hele week en nog langer een lekker stuk vlees op tafel. Maar ja daar zijn wij Macamba ‘s te weekhartig voor, wij eten onze eigen bok niet op.

En wij zeker niet een bok die Fred heet. Fred was vernoemd naar een Bijbelschoolstudent die een keer met mij meereed van Doorn naar Driebergen. Zie onder Zeist.

* * * * *