hier is Tinus!

Zo lief had God de wereld dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft  opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  Johannes 3:16

Bezoekers nu

Bezoekers totaal

zaten


Home Wie ben ik Onoverzichtelijke bocht Zijn Naam Cursief Eerste hulp Maarten In vogelvlucht Links Contact

22 “God van mijn heil, des daags roep ik, des nachts ben ik voor uw ogen… Van de gunstbewijzen van de Here wil ik zingen.”


De bovenstaande teksten geven de beste omschrijving die ik kan bedenken van de hoogte- en dieptepunten in mijn geloofsleven kort nadat Fija was overleden. Er waren veel dagen en nachten met diep verdriet, Waarin ik mij, door Gods genade, ook steeds weer bewust mocht zijn dat Hij me zag. En altijd weer gaf Hij de overwinning. Het lied kwam altijd weer terug. Al die maanden van Fija's ziekte was ik bij haar geweest en had mijn werk vrijwel stil gelegen. Ik had me beperkt tot de bevoorrading van chauffeurs met evangelisatie-materiaal en tot wat administratieve werkzaamheden. Nu wilde ik eigenlijk een poos je weg. Even helemaal alleen zijn en allerlei plaatsen gaan opzoeken waar ik met haar was geweest in de jaren dat we bij elkaar waren.


Herinneringen

En zo vertrok ik naar,  ja waar naar toe? Ik besloot gewoon maar wat te gaan zwerven en ik zou wel zien waar ik ergens terecht zou komen. Slapen en eten klaarmaken zou ik uiteraard doen in onze tot camper omgebouwde bus. Vanuit Eindhoven ging ik eerst naar Munstergeleen, waar Peter en Nicole wonen. Nicole was in die tijd nog in verwachting van hun eerste kindje. Na een avond je bij hen doorgebracht te hebben reed ik door naar Luik. Een dertig kilometer voorbij deze stad stopte ik op een parkeerplaats waar Fija en ik een paar  maanden voor ze ziek was geworden ook hadden geslapen op weg naar onze vakantiebestemming in Zwitserland. We hadden toen niet kunnen vermoeden dat het de laatste vakantie zou zijn die we samen zouden doorbrengen. Tijdens de reizen die we na haar operatie nog konden maken, hadden we hier ook nog een keer de nacht doorgebracht. lk herinnerde me nog precies waar we toen geparkeerd stonden. Omdat het parkeervak leeg was kon ik de bus weer op dezelfde plaats parkeren als toen. De herinneringen  maakten dat alles weer zo onwezenlijk werd voor me. Ik kan het niet bevatten dat ze voorgoed bij me weg is. Dat ik haar eens zal weerzien is zeker. Bij de Heer Jezus, maar dat geeft me deze avond heel weinig troost. Ik voel me leeg en zo verlaten. Ik liep even rond op de parkeerplaats om Anoushka de gelegenheid te geven de noodzakelijke dingen te doen. Terwijl ik over de parkeerplaats weer langzaam aan terug wandelde naar de bus zag ik haar daar in mijn gedachten staan. Het was toen februari en er lag sneeuw. Ik  maakte nog een foto van haar en daarvoor deed ze haar blauw/grijze jack uit. Er onder droeg ze een rode trui en die stond beter bij de witte sneeuw. Dat waren voor haar gewoon automatische handelingen. Ze had een bijzonder gevoel voor kleuren en de evenwicht van kleuren. Ook bij het eten  maakte ze altijd iets met verschillende kleuren, rood, oranje, geel, groen; ze vond altijd wel een aantrekkelijke combinatie. Wanneer zij kookte dan bereidde ze altijd een smakelijke maaltijd. "Wat ik doe is niets anders dan eten heet maken ...., " dacht ik er een beetje cynisch achteraan. Ik ging weer naar binnen en liet de tafel zakken zodat deze een geheel vormde met de zitting van de banken, schoof de rug kussens eroverheen zodat mijn bed klaar was. Daarna legde ik de slaapzak en het hoofdkussen erop. Ik k1eedde me uit en kroop in de zak. Maar slapen? Nee, ik heb zelden zo’n afschuwelijk lange nacht meegemaakt. Pas tegen de morgen viel ik in slaap, met mijn hoofd naast het natte kussen.


How can I forget you? For there is always something there to remind me: I was born to love you… (liedje van Sandy Shaw en wat hebben we dit liedje samen vaak gedraaid!)  Het was al tegen negenen toen ik weer wakker werd. Dat was wel laat maar ik had toch nog vijf uur geslapen. Er was meteen weer die ene gedachte in mijn hoofd: 'Mijn liefste, ik hou zo van je; ik mis je zo! Na het ontbijt en het uitlaten van Anoushka reed ik weer verder. De hele weg naar Luxemburg had ik voortdurend last van mist. Mist in mijn ogen. Een blik op de lege stoel naast me was voldoende om in snikken uit te barsten. lk stopte bij parkeerplaats Berghem. lk liep naar het tunneltje om naar de overzijde te gaan. Die wandeling naar de overkant zal ik niet licht vergeten. Het motregende en ik kon het wel uitschreeuwen van de innerlijke pijn van het gemis. En heel zachtjes deed ik het ook; heel zachtjes zodat alleen God me kon horen maar het was één grote schreeuw van verdriet:

"Fija, hier loop ik nu alleen, en ik mis je zo! Zonder jou is het zo leeg. Ach Heer, haal mij ook maar Thuis. Ik wil naar Huis komen, het leven is zo vreselijk zwaar nu. Jonathan zal me niet  missen, die is nog zo klein, maar Marieke, Tirsa en Martijn wel, dus kan ik beter nog even blijven, maar niet te lang Heer ik ben zo alleen hier."

Zo liep ik door het tunneltje en toen ik er aan de andere kant weer uit kwam en de grauwe lucht weer zag en de motregen op mijn haren en handen voelde, werd ik daar helemaal één mee. Ik voelde me innerlijk net zo grauw en grijs als de lucht en de gestaag  neer drenzende motregen. Ik liep wat rond in de regen en na een half uurtje reed ik weer verder. Na een paar kilometer kon ik alweer heel zachtjes zeggen:

"Fija, het komt wel goed, het heeft alleen tijd nodig. Maar ik ben zo verdrietig, ik mis je zo!"

Via Nancy reed ik in de richting van Besançon en bij Vesoul stopte ik even om wat koffie te  maken. Daar kwam ik tot de ontdekking dat ik al mijn potten en pannen thuis op het aanrecht had laten staan. Voor ik het wist flapte ik het eruit:

"O, dear, ik ben mijn pannen vergeten.”

En het was net alsof ik haar hoorde zeggen, zoals ze zo vaak had gedaan in de tweeëndertig jaar dat we getrouwd waren:

"Als je je vrouwtje toch niet had om aan alles te denken ..... ”

Het gevolg was dat ik weer moest huilen, want dat vrouwtje dat aan alles dacht miste ik zo. Ik reed door naar de eerste de beste supermarkt waar ik twee pannetjes kocht. Ik bleef even op de parkeerplaats staan om koffie te zetten. Daarna nam ik een  mok mee achter het stuur en reed verder. Bij Besançon bleek de verkeerssituatie volkomen veranderd te zijn sinds we er een jaar geleden voor het laatst samen door reden. Al het verkeer wordt nu westelijk van de stad rondgeleid en gaat dan door een tunnel onder een gedeelte van de stad door. Als er ergens iets veranderd was dan praatten we daar met elkaar over of wezen we elkaar erop. Zo ook deze keer. Automatisch wilde ik iets zeggen over de veranderde verkeerssituatie. Ik noemde haar naam en slikte de rest in...


Wees niet bang, Ik ben het

 La Cóte aux Feés is een heel klein dorpje in de Zwitserse Jura tussen Pontarlier in Frankrijk (30 km.) en Neuchatel (50 km). We zijn er als gezin ongeveer tien keer met vakantie geweest. Eerst met alle drie onze jongens, maar naar mate ze ouder werden en gingen werken viel er steeds een af totdat we samen overbleven. Samen waren we er een keer of vijf. Eenmaal kwamen Sven en Corine met Marieke, die toen net negen maanden was, een weekje bij ons. We hebben er heel veel fijne herinneringen liggen en daarom ging ik daar eerst heen. Het vakantiehuisje stond leeg maar ik kreeg de sleutel van de beheerder om even binnen te gaan kijken. Natuurlijk deed dat pijn, maar ik wist ook dat ik er doorheen moest; er om heen draaien en uitstellen zou het alleen maar moeilijker maken. Als er in het verleden moeilijke dingen waren in ons leven, en die hadden we natuurlijk ook wel eens, dan gingen we er als het kon meteen doorheen. Niet aarzelen, doen wat je moet doen, dat was ons devies. Dus nu kon ik ook niet anders. Ik wilde me helemaal laten overspoelen door -en laten onderdompelen in alle fijne herinneringen. Ik wist ondertussen uit ervaring dat elke fijne herinnering ook een bijna onpeilbare zee van pijn en verdriet met zich meebracht. Die twee liggen zo vreselijk dicht bij elkaar en ik wist dat ik mezelf hierin niet de gemakkelijkste weg liet gaan, nooit eerder in mijn leven had ik gelijktijdig zulke tegenstrijdige emoties gevoeld. Onuitspreekbare hoogtepunten veroorzaakt door zoete herinneringen van plaatsen en omstandigheden uit ons gezamenlijk verleden, en dan meteen erna, of soms haast gelijktijdig, een bijkans bodemloze put van pijn en verdriet waarin ik haast ten onder ging. Wat deze tijd zo bijzonder maakte, was dat in al dat geluk -en wellicht nog veel duidelijker in de pijn van het gemis- de Heer Jezus zo dicht bij me was. Anders had ik het ook nooit volgehouden. Zelfs in deze tijd dat Hij zo dicht bij me was, en me zoveel troost gaf, heb ik Hem ook herhaalde malen gevraagd om me ook maar naar Huis te halen. Ondanks Zijn nabijheid en Zijn liefdevolle genade kwam ik soms toch aan het einde van mijn wil om verder te leven. Maar wanneer ik in de stilte van mijn hart het als het ware uitschreeuwde van verdriet en radeloosheid dan kalmeerde Hij me ook altijd weer, zodat ik weer rustig werd en vol innerlijke rust en blijdschap verder kon gaan. Tot de volgende ‘confrontatie' en het bijbehorende verdriet. Deze reis was echt niet gemakkelijk, maar doordat Hij elk moment met  mij  meeging heb ik een aantal onvergetelijke weken gehad. Met zulke wonderlijke ervaringen van vrijwel gelijktijdige ’diepte- ' en ’hoogtepunten'. Dan moest ik soms zo huilen om het gemis en kon ik tegelijkertijd de Heer danken voor de onvergetelijke jaren waarin we samen Zo gelukkig Waren. Soms begon ik zo maar te zingen omdat ik eraan dacht dat Fija alleen maar even vooruit was gereisd en ik haar spoedig zou volgen. En als ik dat dan bedacht werd het gemis weer groter dan het vooruitzicht en dan verstomde mijn zang weer omdat ik me zo vreselijk verlaten voelde.


Op de foto: Marieke, (hier plm.4 jaar)de uitvindster van de ; icebucket’.


 Op een dag reed ik over de kustweg langs het meer van Geneve in de richting Martigny. Bij Vevey ging ik de snelweg op omdat ik naar de St. Bernhardpas wilde rijden om daar boven de nacht door te brengen. Terwijl ik daar reed, naderde ik de grote tunnel bij Montreux. Deze tunnel was de eerste grote op deze reis. Hoe kon het ook anders dan dat ik moest denken aan die dag, dat we samen hadden gesproken over het licht aan het eind van de tunnel. Ik zag mezelf weer bij haar zitten en ook moest ik er aan denken dat ik had gezegd dat we misschien later samen terug zouden denken aan die periode van ziekte, elke keer als we samen door een tunnel zouden rijden. De Heer had het anders geleid, nu reed ik daar alleen. Ik vond het benauwend en ik was zo onvoorstelbaar blij dat ik aan het einde weer daglicht zag. Op de eerstvolgende parkeerplaats, Relais St. Bernhard, ben ik gestopt. Ik was zo verdrietig dat ik bang was nooit meer getroost te kunnen worden. Terwijl ik achter het stuur zat te huilen en over de parkeerplaats keek, zag ik haar in gedachten staan bij het kleine  meertje dat achter het restaurant is. Hoe vaak hadden we daar samen gelopen? Ik besloot om nu een keer alleen een rondje om het meertje te  maken. Achter een heg stond een perenboom. Ik raapte een paar peren op die over de heg op de weg waren gevallen. Precies zoals we dat eerder ook samen hadden gedaan. Ik dronk als het ware de herinneringen op en het was als balsem voor mijn hart. De Heer verzachtte de pijn.  Ik moest in al deze dingen leren om steeds weer de juiste keuze te maken. Paulus schrijft in één van zijn brieven aan de gelovigen dat hij God elke keer dankt als hij denkt aan hen wie hij de brief schrijft.  (Ik dank mijn God, telkens als i_k u gedenk; altijd in elk gebed van   voor u allen met blijdschap biddend. Filippi 1: 3,4)

De belangrijkste les die ik uit dit Bijbelgedeelte leerde was dat Paulus de positieve ervaringen met deze medegelovigen in gedachten hield. Het is altijd mogelijk om het negatieve voorrang te geven en het resultaat is dat we bitter worden. Zo had ik ook steeds weer de keuze om bij de pakken neer te gaan zitten en mezelf te beklagen om het gemis van Fija, en ik kan zeggen dat de verleiding om dit te doen vaak heel erg groot was. In het bijzonder in deze weken vol herinneringen. lk kon ook kiezen voor de dankzegging en de aanbidding van mijn hemelse Vader voor alles wat Hij mij in haar al die jaren had gegeven. lk moest leren om heel bewust 'de knop om te draaien’. Alleen kon ik dat niet altijd en dat hoefde ook niet. De Heer Jezus gaf mij steeds opnieuw de kracht. Hij was altijd maar één gefluisterde noodkreet bij mij vandaan Op de meest onverwachte momenten werd ik in deze weken geconfronteerd met vragen waar ik geen antwoord op kon vinden.

Bijvoorbeeld mijn bezoek aan vrienden in Wetzwil,  Marcus en Heleen met hun drie kinderen. Ze zijn van mijn leeftijd en Fija en ik waren, kort voor Fija ziek werd, nog bij hen op bezoek geweest. Heleen had toen reeds enkele jaren borstkanker met uitzaaiingen in haar longen en hersenen. Toen Fija en ik de laatste keer bij hen waren hebben we afscheid genomen met de gedachte dat wij Heleen hier op aarde niet meer terug zouden zien. En nu was ik daar alleen, zonder Fija. Zij die een jaar geleden nog zo gezond was, is nu in de hemel en Heleen die al zoveel jaren zo ziek was is nog hier. Begrijp me goed, het was een bijzonder fijn weerzien en ik was oprecht blij voor Marcus en Heleen dat ze nog steeds bij elkaar waren. Het deed me goed om te zien hoeveel ze van elkaar houden. Maar begrijpen kun je zoiets toch niet?!  Ongeveer drie maanden na mijn bezoek is Heleen overleden, het zal ongetwijfeld voor haar en Fija een blij weerzien zijn geweest.


Ik herinner me ook een ander moeilijk moment. Ik was naar Liechtenstein gereden, naar de hoofdstad Vaduz waar ik verschillende keren met Fija was. Ik wandelde door de straten en dacht er ineens aan dat Fija ruim anderhalf jaar geleden bij het wandelen tegen de hellingen op pijn in haar rug had. Als vanzelf kwam de gedachte bij me op dat die pijn toen mogelijkerwijs al werd veroorzaakt door haar ziekte. De gedachten gingen vervolgens ongecontroleerd verder. Ze had eerder naar de dokter moeten gaan. De volgende gedachte: Had ik haar maar eerder gestuurd, dan was ze nu misschien nog bij me .... Deze gedachte bleef me bij toen ik weer verder reed. Kilometers lang werd ik hierdoor geplaagd. Het is goed om er een open oog voor te hebben dat er gedachten van zelfbeschuldiging kunnen komen. Wanneer we door het geloof een kind van God zijn geworden, zal de satan er alles aan doen om te proberen om onze blijdschap in de Heer weg te nemen. En het lukte hem ... bijna. De Heer redde me hier ook weer. Hij liet mij bedenken dat het geen zin had om hier mee bezig te zijn. Ook dit alles was in Gods plan. Ook hier mocht ik in het geloof boven schrijven: Wees niet bang, Ik ben het.

Soms zegt men wel eens dat God dingen ’toelaat' in het leven. Dat is voor mij veel te passief. De geschiedenis van Job is mijn lievelingsboek in de Bijbel. Het is mij tot grote steun geweest. God 'liet niets toe' in het leven van Job, maar Hij was actief bij het proces betrokken. Het was geen kwestie van toelaten, maar van bewust sturen. Hij stuurde alles zo, dat Job er aan het einde beter uit kwam en rijk werd gezegend. Hij moest het uitroepen: Slechts van horen zeggen had ik van U vernomen, maar nu heeft mijn nog U aanschouwd. Het is een bijzondere zegen als we door moeilijke omstandigheden ons dichter bij de Heer ]Jezus mogen laten brengen. De satan 'haalde alles uit de kast' om Job het leven zuur te maken, maar hij was totaal beperkt in zijn handelen door de grenzen die God hem stelde en hij volvoerde alleen maar Gods wil. Achter de schermen zien we dat God een doel had in het leven van Job. Hij wilde dat Job Hem beter leerde kennen en alles wat Job doormaakte was nodig om hem op dat punt te brengen. De vrienden van Job waren troosters van niks en gaven antwoorden op vragen die Job nooit had gesteld. Maar de HERE God had alles in de hand. En Hij heeft alles in de hand. Ook vandaag nog! Wees niet bang, Ik ben het.


Gedurende deze weken reed ik kris kras door Europa van de ene plaats naar de andere. Elke keer als me een bijzondere herinnering uit het verleden te binnen schoot reed ik er heen, waar het ook was. Daardoor kwam ik onverwacht en ongezocht in contact met allerlei mensen, zoals bijvoorbeeld bij de Grande Dixi, een stuwmeer in de bergen tegenover Sion in Zwitserland. Fija en ik waren er jaren geleden geweest met de kinderen die toen nog tieners waren. Nu was ik er alleen en achter me wandelde een jong stel van ongeveer dertig jaar. Ik hoorde hen Nederlands praten en ging daarom wat langzamer lopen om hen zo de gelegenheid te geven om me in te halen. Toen ze mij bijna passeerden wenste ik hen goedemorgen en wilde een gesprek beginnen. Ze trapten de deur zelf wagenwijd open door me te vragen of ik alleen in Zwitserland was en of het voor mijn werk was.

”Eenzaam, maar niet alleen, zoals de titel van het boek van koningin Wilhelmina.”

"Hoe bedoelt u dat? Heeft koningin Wilhelmina dan een boek geschreven?”

Wat was er makkelijker om te vertellen van de hoop en het vertrouwen op God van onze ‘oude koningin'? Hetzelfde vertrouwen en dezelfde hoop waaruit ik ook elke dag  mocht leven nadat mijn liefste naar de Heer Jezus was gegaan. De hele wandeling naar boven  mocht ik vertellen van Gods liefde voor verloren mensen en van zijn Zoon, de Heer Jezus, die stierf op het kruis om ons vrij te kopen van het eeuwig oordeel.


Toen zij later samen verder liepen bleef ik achter bij het stuwmeer. Terwijl ik over de waterplas keek waren mijn gedachten er niet bij. lk moest er aan denken dat deze mensen, op deze plaats en op deze wijze de boodschap van Gods genade nooit hadden gehoord als Fija nog bij  mij was geweest. Althans, die kans was  minder dan één tiende promille geweest omdat wij in die tijd van het jaar daar nooit naar toe zouden zijn gegaan omdat ons leven zich hoofdzakelijk langs de snelwegen afspeelde. Waren we er wel samen geweest dan was de inhoud van het gesprek ook geheel anders geweest.

De Heer leidde mijn leven en ik was er weer helemaal zeker van: Wees niet bang, lk ben het.


Enkele dagen later reed ik in Duitsland in de omgeving Wiesbaden op weg naar Metz in Frankrijk, Het was erg stil op de weg en ik zat vrijwel gedachteloos achter het stuur. Ineens gingen mijn gedachten zo’n vijf  maanden terug en ik  moest denken aan die dag dat ik extra Laetrile moest halen bij de dokter. Nadat Fija’s situatie sterk verslechterd was, adviseerde dr. Contreras, die ik per fax om raad had gevraagd, de dagelijkse dosis Laetrile te verdubbelen. Ik ging naar de arts die Fija in het begin deze stof al in capsules had voorgeschreven en vroeg of hij ook ampullen had. Die had hij en ik kocht voorlopig drie dozen. Thuisgekomen opende ik er een van om voor Fija een spuit klaar te maken. Nadat ik Fija haar injectie had gegeven ging ik terug naar het kamertje Waar we de  medicijnen bewaarden. Daar zag ik een papiertje op de grond liggen. Ik raapte het op; het was de bijsluiter bij de Laetrile dat blijkbaar bij het openen van de doos op de grond gevallen was. Ik las het uit nieuwsgierigheid even door. ’Metastasen in naastgelegen structuren, bewijs van enige ontsteking en minimale aantasting van lymfeknopen. Dosis: 1-20 dagen 9 gram Amygdaline (Laetrile) dagelijks intraveneus toedienen. Dit was letterlijk de situatie waarin Fija verkeerde nadat zij de eerste keer was geopereerd. De dokter had haar in plaats van de voorgeschreven 9 gram intraveneus, maar 150 mg per dag voorgeschreven en dan ook nog oraal zodat een gedeelte van de werkende stof in de spijsvertering verloren ging. Vergeleken bij wat ze nodig had was dit nog geen druppel op een gloeiende plaat. lk heb dit altijd verzwegen voor Fija omdat ik haar niet onnodig wilde belasten met deze wetenschap, temeer omdat ik dit pas ontdekte in de periode dat, naar de mens gesproken, de situatie toch niet omkeerbaar  meer was. Na haar overlijden was ik nog een keertje bij die dokter; ik heb verteld wat ik had gelezen, maar ik kreeg geen enkele reactie. lk vond het toen ook niet zo belangrijk omdat ik wist dat ook hierin de Heer Jezus aanwezig was geweest. Maar nu, onderweg naar Metz, sloegen mijn gedachten op hol. Ongecontroleerd gingen mijn gedachten er in een wilde galop vandoor:


“Als die dokter beter had opgelet was Fija nu misschien nog wel bij me geweest", dacht ik. En:

“Misschien had ze wel beter kunnen worden, als hij zijn vak beter had verstaan.”

Op een gegeven moment kwam het zelfs in me op dat ik die dokter eigenlijk had moeten aanklagen omdat hij nalatig was geweest. lk schrok ervan dat ik dit dacht en ik besefte dat het allemaal in mij opkwam omdat ik mijn gedachten had gefixeerd op dat ene punt: de kennelijke tekortkoming van deze dokter, ik was de Heer helemaal uit het oog verloren en daardoor was ik zo verdrietig geworden. lk was gaan twijfelen aan Zijn leiding en aan Zijn liefde. ln plaats van de vragen aan Hem over te laten en rustig op Hem te vertrouwen was ik gaan redeneren. Het ergste wat je in een dergelijke situatie kan gaan doen is 'ALS' vragen stellen. ‘Als het nu eens zo was gegaan of als de dokter nu eens zus had gehandeld?’ De ene vraag lokt dan de andere uit… Als ze nu eens eerder naar de dokter was gegaan?' Allemaal zinloze gedachten die alle rust en vrede verdrijven. Het lukte bij mij ook prima, ik begon weg te zinken in twijfel, radeloosheid en zelfbeklag omdat ik wel naar de golven keek maar niet naar de Heer Jezus. En opnieuw was daar de genade van God. Omdat ik zelf op dat moment niet in staat was 'de knop om te draaien', deed Hij het voor me. Hij veranderde mijn denkrichting. Het was niet van mij zelf dat ik zag dat ik  me liet meetrekken door mijn gevoelens en emoties en dat ik terug was gekomen op mijn eerder ingenomen standpunt. Door Zijn ingrijpen verdwenen alle donkere en sombere gedachten weer. Ik mocht het allemaal weer loslaten in de diepe innerlijke zekerheid dat 'Hij het was'.

Er was niets verkeerd gegaan, alles was volgens Zijn Goddelijk plan verlopen en daar kon ik weer in rusten. Natuurlijk blijft de vraag of het anders had kunnen gaan en natuurlijk had het ook alle maal anders gekund. God had in Zijn almacht alles zo geheel anders kunnen laten lopen, maar dit was wel de weg van de Heer en die weg  moesten we beiden gaan. Dat Hij deze weg voor ons had uitgestippeld maakte alle andere wegen tot een soort ’tweede keus'. Het was alsof ik Fija weer zachtjes hoorde fluisteren, vlak voor haar heengaan: ”Martien, de Heer maakt geen fouten.” Terwijl al deze gedachten door me heen gingen, was ik ondertussen gestopt op de parkeerplaats 'Wattenberg. Een nieuwe parkeerplaats met een groot restaurant, Toen het net was geopend waren Fija en ik er samen geweest, maar toen was de parkeerplaats helemaal leeg. De meeste chauffeurs hebben zo hun vaste stek en veranderen niet zo gauw. Dit restaurant moest wel erg goed zijn want nu, ruim een jaar na de opening stond de parkeerplaats overvol. Omdat ik weer zo bemoedigd was door de Heer, zocht ik een stapeltje traktaten bij elkaar en liep naar de vrachtwagens. Maar bij het zien van al die vrachtwagens en al die chauffeurs begon ik weer zachtjes te huilen en zonder ook maar één gesprek aan te gaan of ook maar één traktaat achter een deurklink te doen ben ik huilend de camper weer ingegaan en heb daar tot God geroepen:

"Ik kan niet alleen verder, ik mis haar zo!"

De blijdschap en de rust die de Heer diezelfde morgen nog maar even tevoren, nog maar enkele minuten daarvoor, in mijn hart had gebracht was al weer helemaal verdampt. Er was niets meer van over. lk zat daar maar voor me uit te kijken en te snikken. Eindelijk stond ik op om koffie te  maken en terwijl de tranen nog over mijn wangen liepen bracht de Heer een tekst in mijn gedachten:

Zie, bij Mij is een plaats waar gij op de rots kunt staan .... Ik zal u in de rotsholte zetten en u met Mijn hand bedekken...

Dat was het! Voor de tweede keer die morgen kreeg ik dezelfde les: Loslaten en Hem vertrouwen want Hij kent mij als geen ander. Hij Weet dat ik stof ben. (Want Hij weet wat maaksel wij zijn, gedachtig dat wij stof zijn. Psalm 103) Alles moest ik leren los te laten. lk moest leren alleen op Hem te vertrouwen en bovenal ook leren te wachten op Gods tijd om weer verder te kunnen gaan met het werk dat Hij mij had toevertrouwd. lk kon wéér danken en voelde Zijn troostende aanwezigheid daar op die parkeerplaats. Hij gaf me de innerlijke vrede weer terug en leerde me daar dat ik ook mijn onmogelijkheden moest aanvaarden en op Hem moest leren wachten. Hij gaf me het vertrouwen weer terug dat Hij mij op dat moment ook leidde, ook al was het dan nu even op een zijspoor. Ook hierin gold: Wees niet bang, Ik ben het.


Getuigenis in basalt

Na mijn thuiskomst, zo’n week of vier later ben ik naar een steenhouwer gegaan. Ik wilde graag het getuigenis van Fija in steen laten beitelen zodat anderen daardoor aangeraakt zouden kunnen worden. Bovenaan kwam de ene tekst te staan die zij vaak had aangehaald: Heen te gaan en met Christus te zijn is verreweg het beste.

Onderaan staat een samenvatting van de andere tekst die ze ook zo vaak aanhaalde. Ze zei dan dat ze zo blij was dat ze een huis had in de hemel nu haar aardse tent werd afgebroken:

’Afwezig van het lichaam, aanwezig bij de Heer.’

Hoewel ik vrijwel dagelijks leef met de gedachte aan de wederkomst van de Heer, Zoals we dat ook altijd samen hebben gedaan sinds we tot de Heer Jezus kwamen, heb ik toch alvast mijn eigen naam in de steen laten beitelen. De mensen mogen best weten dat ik er trots op ben dat zij mijn vrouw was. Ons huwelijk is voor eeuwig beëindigd. Maar ik vind het een voorrecht om op deze manier toch nog samen met haar getuigenis af te leggen van de zekerheid van het geloof en het vertrouwen dat ook voor mij plaats is bereid in de hemel door het offer van de Heer Jezus. Zo zijn wij, in dit getuigenis tenminste, nog steeds verenigd totdat de Heer Jezus terugkomt.