hier is Tinus!

Zo lief had God de wereld dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft  opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  Johannes 3:16

Bezoekers nu

Bezoekers totaal

zaten


Home Wie ben ik Onoverzichtelijke bocht Zijn Naam Cursief Eerste hulp Maarten In vogelvlucht Links Contact

VI  JHWH JIREH


De betekenis van de Naam 'JHWH Jireh' kunnen we omschrijven als: 'de Eeuwige zal voorzien.'  God openbaart Zich aan Abraham als degene die in alles voorziet. Het woord 'voorzien' heeft twee betekenissen:

In de eerste plaats betekent het: 'van tevoren zien'. Voor God is er geen ver­rassing, Voor Hem is er geen ‘tijd’, voor Hem is er een eeuwigdurend ‘nu’.

In de tweede plaats bete­kent het dat de HERE 'voorziet in een bepaalde nood'. Dat hebben we al bij Adam gezien. Nog voordat Adam zelf ontdekt had dat hij een hulp nodig had, had de HERE dat al voorzien en gaf hem Eva, die perfect bij hem paste. Elia moest, vanwege de droogte die over Israël kwam, aan de beek Krith gaan wonen. De HERE voorzag in zijn onderhoud door de raven te gebruiken als voedseltranspor­teurs. ‘Voedseldroppings' zijn geen uitvinding van de mens nadat het vliegtuig was uitgevonden. De eerste voedseldropping vond al duizenden jaren eerder voor het eerst plaats.

Nadat het water in de beek opraakte was er geen reden tot paniek, want de HERE had alweer voorzien: Hij had een weduwe geboden om voor hem te zorgen. De HERE is de God die voor­ziet en het is weer Abraham die dit voor het eerst op een bijzondere wijze er­vaart. De Naam 'JHWH Jireh' wordt door hem voor het eerst gebruikt. Dat gebeurde toen de HERE hem een bijzonder zware opdracht gaf.

Abraham - Izaäk.

En Hij zeide, neem toch uw Zoon, uw enige, die gij liefhebt, Izaäk en ga naar het land Moria en offer hem daar tot een brandoffer, op een der bergen die Ik u noemen zal. Gen. 22:2)

Ik luisterde eens naar een kerkdienst op de radio. De spreker zei ongeveer het volgende:

'We moeten begrijpen dat Abraham een kind van zijn tijd was. Hij groeide als heiden op met kinderof­fers. Op een nacht had hij een nare droom en hij meende dat God hem in die droom vroeg om zijn zoon te offeren. Maar het was gewoon een hersenschim van de nog steeds heidens denkende Abram, die nog niet had geleerd hoe hij met de Almachtige God om moest gaan.'

Deze lezing van de gebeurtenissen kan eenvoudig worden weerlegd. Het was geen hersenschim van Abraham; het was God Zelf die de opdracht gaf. Wat zal dat een storm hebben veroorzaakt in het leven van Abraham. We weten niet wat er in hem omging; de Bijbel zwijgt daarover. We weten niet of hij het ook allemaal aan Sara heeft verteld. Hij wist dat hij, hoe dan ook, weer met Izaäk terug zou keren. Geen seconde heeft hij getwijfeld aan de wederopstanding van Izaäk nadat hij hem zou hebben geofferd.

Door [het] geloof heeft Abraham, toen hij beproefd werd, Izaäk geofferd, (...) van wie gesproken was: In Izaäk zal uw nageslacht genoemd worden. Hij heeft overwogen, dat God machtig was, hem zelfs uit [de] doden op te wekken. Hebr. 11:17-18

We lezen dan ook van geen enkele aarzeling of tegenwerping van Abraham. En dat is opmerkelijk omdat hij bij de belofte van de geboorte van deze zoon wel degelijk zijn twijfels had geuit. Abraham had door de bovennatuurlijke geboorte van zijn zoon kennelijk veel geleerd.

Toen stond Abraham des morgens vroeg op, zadelde zijn ezel en nam twee van zijn knechten met zich, benevens zijn zoon Izaäk; hij kloofde hout voor het brandoffer, begaf zich op weg en ging naar de plaats die God hem genoemd had. Gen. 22:3

De voor de mens onmogelijk te begrijpen geboorte van Izaäk uit een onvrucht­bare vrouw en een verstorven vader was een heenwij­zing naar de bovennatuurlijke geboorte van de Heer Jezus uit een maagd. De voorbereidingen en de reis van Abraham om zijn zoon te gaan of­feren wijzen heen naar de Vader die zorgvuldig alle voorberei­dingen heeft getroffen om zijn Zoon (de Eniggeborene, die Hij liefhad) te offeren op Golgotha's kruis. Abraham had drie dagrei­zen te gaan. Drie dagen vol van vragen en gelegenheden om onge­hoorzaam te worden en terug te keren. Deze drie dagen waren niet alleen een beproeving voor Abraham, maar ze wijzen ons ook op de Heer Jezus die, zoals Jona drie dagen en drie nachten in de vis was, dezelfde tijd zou doorbrengen in het graf. Deze drie dagen waren voor Abraham geen reden om onverrichter zake terug te gaan. Hij ging in vol vertrouwen op God. Daarom kon hij tegen zijn knechten zeggen:

Blijft gij hier met de ezel, terwijl ik en de jongen daarginds heen gaan; wanneer we hebben aangebeden zullen wij  tot u terugkeren. Gen. 22:5

En toen Izaäk naar het lam ten brandoffer vroeg kon hij zeggen: God zal Zichzelf voorzien van een lam ten brandoffer mijn zoon.  Gen. 22:8

Dit was geen smoes om de waarheid voor Izaäk zo lang mogelijk ver­borgen te houden. Dit was de taal van het geloof!

Iedereen moest hier achterblijven omdat niemand deze tocht kon meemaken. Dit was een zaak van vader en zoon; zo zou later dé Vader Zijn Eniggeboren Zoon offeren. Ook deze weg kon alleen afgelegd worden door twee Personen: de Vader en Zijn Zoon. Hoewel Abraham de draagwijdte wellicht niet heeft gekend profeteerde hij daar wel van toen hij tegen Izaäk zei dat de HERE  in een lam ten brandoffer zou voor­zien. De Heer Jezus is dat ware Lam van God.

Daarop strekte Abraham zijn hand uit en nam het mes om zijn zoon te slachten. Maar de Engel des HEREN riep tot hem van de hemel en zeide: Abraham, Abraham! En hij zeide: Hier ben ik. En Hij zeide hij: Strek uw hand niet uit naar de jongen en doe hem niets, want nu weet Ik dat gij Godvrezend zijt en uw zoon, uw enige Mij niet hebt onthouden. Gen. 22: 10-12

Abrahams geloof werd wel heel erg op de proef gesteld. Hij moest toch maar het mes vastpakken. Pas op het allerlaatste moment, toen hij op het punt stond om de hals van zijn zoon door te snijden zoals hij dat ook zo vaak bij een lam had gedaan, kwam de stem van de HERE. Hij mocht zijn zoon losmaken. Wat een onvoorstelbare blijdschap en vreugde zal er bij deze twee geweest zijn! Izaäk, die zoals Gods Zoon later écht zou doen, zichzelf liet offeren, en Abraham die in zijn hart al afstand had gedaan van zijn zoon, mochten elkaar weer in de armen sluiten. Geloof maar dat ze elkaar later vaak hebben aangekeken met in hun hart de herinnering aan deze zware beproeving waar zij samen doorheen waren ge­gaan. Van Izaäks lezen we nergens dat hij tegenstribbelde, geen klacht komt er over zijn lippen. Als een bijna volmaakte illustratie van de Heer Jezus liet hij zich 'als een lam ter slachting leiden en deed hij zijn mond niet open'. Eeuwen later werd de Heer Jezus naar het kruis geleid. Maar toen kwam er op het laatste moment geen stem van de hemel. Het vonnis werd toen wél voltrokken. Daar waar vader Abraham mocht stoppen ging de hemelse Vader wél verder.

Daar hing de Zoon van God. Door de wereld uitgestoten als een misdadiger, met boven Hem een verduisterde hemel als het symbool van de Godverlatenheid waarin Hij verkeerde. De wereld wilde Hem niet en de hemel kon geen gemeenschap met Hem hebben vanwege de zonde die op Hem was gelegd. In de hof van Gethsemaneh had Hij nog geroepen: 'Vader als U het wilt, neem deze drinkbeker van mij weg. !'  Op het kruis, op het moment dat Hij de toorn van God onderging over de zonden, zien we niets van de Vader - Zoon relatie. Hier ligt de nadruk op het vreselijk offer dat Hij bracht. Beladen met zonden schreeuwde Hij het uit:

Eloï, Eloï lema sjabacht anni,  (...) Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Mattheüs 27:46

Wat een blijdschap zal er geweest zijn bij de Vader en de Zoon, toen alles achter de rug was en de Vader Zijn Zoon weer uit de doden zag terugkeren. We kunnen daar iets van lezen in de Psalmen:

Heft, poorten, uw hoofden omhoog, en verheft u, gij aloude ingangen opdat de Koning der ere inga. Wie is toch de Koning der ere? De HERE sterk en geweldig, de HERE, geweldig in de strijd. Psalm 24:7

Gij zijt opgevaren naar  de hoge; Gij hebt gevangenen meegevoerd; Gij hebt gaven in ontvangst genomen onder de mensen; ja ook van weerspannigen om daar te wonen, o HERE God. Psalm 68:19

God is opgevaren met gejuich, de HERE onder bazuingeschal. Psalm 47:6


De Heer Jezus geeft ons een aanwijzing van de diepe profetische betekenis van het offer van Izaäk, zoals vader Abraham dit heeft ervaren. Abraham heeft op een of andere wijze begrepen dat het offer van zijn zoon heen wees naar iets veel groters:


Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien, en hij heeft die gezien en zich verblijd. Joh. 8:56

JHWH Jireh, de HERE voorziet. God voorzag in de nood van de mens, waarin deze was komen te verkeren door de zonden. Hij was er niet door verrast, Hij had het zien aankomen. En Hij had maatregelen genomen om in die nood te voorzien. Deze maatrege­len heeft Hij in het Oude Testament in allerlei profetieën, scha­duwen en typen aan de mensen getoond en toen de tijd was aange­broken heeft hij die plannen ook uitgevoerd. Daarom kunnen we met de apostel Paulus zeggen:

Als God voor ons is wie zou tegen ons zijn ? Hoe zal Hij die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar Hem voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem, ook niet alle dingen schenken? Rom. 8:32

Ook onze specifieke persoonlijke nood kan nooit zo groot zijn, of de Heer Jezus is altijd groter. Hij geeft altijd wat het beste voor ons is. Dat kunnen we niet altijd zo zien, omdat onze verlangens niet altijd parallel lopen met de Zijne. Dat moeten we leren in onze wandel met Hem. Door ons aan Hem te gewennen zullen we steeds meer onze wil aan Hem overgeven, zodat Hij ons kan geven de wen­sen van ons hart. Het belang­rijkste dat we kunnen leren is: Ons toe te vertrouwen aan de leiding van JHWH Jireh. Te vertrouwen dat Hij in alles, maar dan ook in alles, zal voorzien. Want wie kan er beter voor ons zorgen dan Hij, die van tevoren ziet, en ook voorziet:

Maar wij weten dat hun die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, hun die naar [zijn] voornemen zijn geroepen. Rom. 8:28