hier is Tinus!

Zo lief had God de wereld dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft  opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  Johannes 3:16

Bezoekers nu

Bezoekers totaal

zaten


Home Wie ben ik Onoverzichtelijke bocht Zijn Naam Cursief Eerste hulp Maarten In vogelvlucht Links Contact

18 Brood breken

Bijzondere zondag

Het was weer zondagmorgen; wekenlang was ik al niet meer in de samenkomst geweest omdat ik haar zo lang niet alleen wilde laten. Vanmorgen zei ze na lange tijd weer dat ze zo graag nog een keer naar de samenkomst wilde gaan. Ze wilde zo graag nog één keer bij het brood breken aanwezig zijn.,

"Maar dat zal wel niet meer kunnen he?"

”]e bent zo zwak liefje, ik ben bang dat het heel moeilijk zal worden.”

"Als het mag van de dokter, kun je me met de bus naar het lokaal rijden en dan in een rolstoel."

"Maar liefje, je kunt al een paar dagen niet meer rechtop zitten en hoe moeten we dat doen met het infuus en de pomp?"

”Ach wat heb je toch een dom vrouwtje, daar dacht ik helemaal niet aan. Hoe kan ik nou zoiets vragen”

Het deed me zo’n pijn dat ik geen mogelijkheid kon bedenken Waardoor zij nog eenmaal bij de broodbreking aanwezig zou kunnen zijn. Wat zou het heerlijk zijn om nog eenmaal samen met broeders en zusters en met haar erbij de dood Van de Heer te verkondigen!


Ze viel die morgen in slaap en bleef slapen tot een uur of twee inde middag. Omdat ze me de vorige dag nog gevraagd had of Marcus niet nog een keertje zou kunnen komen had ik hem gebeld en hij beloofde om na de samenkomst vanuit Tienhoven naar Eindhoven te komen. Zo kwam het dat Marcus en Anneke bij het bed zaten toen ze weer wakker werd.

“Kunnen we het nu doen?" Was haar vraag, meteen nadat ze wakker was geworden.

”Wat bedoel je meisje?”

“Waar we het vanochtend over hadden, brood breken.

"Ik had er die dag verschillende keren over nagedacht en antwoordde dat het wel zou kunnen als ze het wilde.

"ls Sven thuis in Tilburg?"

”Nee, die is ergens in Eindhoven op visite. Na de samenkomst zouden ze bij vrienden gaan eten.”

“Bel hem even dan kunnen hij en Corine er ook bij zijn.”

Ik belde naar de familie waar Sven en Corine met de kinderen waren. Zij zouden zo snel mogelijk komen. Ondertussen scharrelde ik via de zuster een flesje wijn op en een stuk brood. Ik kon alleeneen kadetje krijgen uit de keuken. Dat was prima. Dat is ook een brood al is het maar klein. Die namiddag verkondigden we met z'n zessen de dood van de Heer. Wat vond ze dit fijn! En niet alleen zij. Het maakte op ons alle zes een diepe indruk. We zongen met elkaar een paar liederen en Marcus en ik baden en dankten voor brood en beker. Het brood kon Fija moeilijk wegkrijgen want eten was al langer moeilijk voor haar. Nadat de wijn aan haar was doorgegeven en ze een teugje genomen had zei ze:

”Ik proef nu het brood en de wijn. Ik geloof dat dit het fijnste avondmaal voor mij is."

Ik was heel blij en dankbaar dat we dit nog zo samen hadden kunnen doen. Het zal een onuitwisbare herinnering blijven voor ons allemaal.


Een ontmoeting op de gang

De dag begon als alle andere dagen. De laatste weken was het prachtig zomerweer geweest en het leek maar niet op te houden.lk werd die morgen wakker van het geluid van heen en weer lopend verplegend personeel op de gang en zag tot mijn verbazing dat het al bijna zeven uur was. Ik stond meestal voor half zeven op, zodat ik mijn bed opgeruimd had voor de zusters de gang nodig hadden om met de karren het eten rond te brengen. Het was nu dus te laat. Eerst keek ik even naar Fija, ze sliep heel vast en dus ging ik gauw naar de badkamer. Terwijl ik onder de douche stond ging plotseling de deur open en een van de verpleegsters kwam binnen. Ik schrok me een hoedje want elke verandering of elk onverwacht geluid in de fase waarin Fija verkeerde, maakt datje bang bent dat er iets mis is. En omdat de verpleegster zo maar de doucheruimte binnenkwam, dacht ik meteen dat er iets met Fija aan de hand was, maar dat was niet zo. De verpleegster kwam alleen maar even vragen wat ik wilde eten die middag omdat ik de dag tevoren was vergeten mijn ’verlanglijst' in te leveren. Ik noem deze gebeurtenis even om aan te tonen hoe gespannen je in zo’n periode kunt worden. Ik reed mijn bed naar de plaats in de gang waar hij overdag altijd geparkeerd stond, leverde mijn ’verlanglijst' voor de middagmaaltijd in en haalde mijn dienblad met het ontbijt uit de kar op de gang. Terwijl ik met mijn ontbijt naar onze kamer liep, kwam een patiënt in een rolstoel de gang af rijden en hij stopte vlak naast me.

"U bent hier ook al lang he?"

"Ja, alles bij elkaar nu bijna acht weken."

"Bent u lopend patiënt en kunt u niet naar huis?"

“Nee, ik ben geen patiënt, de patiënt ligt hier binnen.”

“O, uw Vader of uw moeder zeker?"

”Nee, mijn vrouw is ernstig ziek en ik mag dag en nacht bij haar zijn en gelukkig is dat voor mij ook mogelijk. Binnenkort gaat ze naar Huis. ”

Hij kon natuurlijk niet zien dat ik een hoofdletter H gebruikte.

"Is ze dan weer zover opgeknapt? U zei dat ze ernstig ziek is.” ”Nee, ik bedoelde te zeggen dat ze naar haar Hemelse Huis gaat. Weet u, wij geloven dat de Heer Jezus in onze plaats voor onze zonden is gestorven en weer is opgestaan uit de dood. Hij heeft de dood overwonnen. En in de Bijbel zegt God dat als we dit echt geloven dat we dan eeuwig leven hebben. Dus als ze overlijdt gaat ze rechtstreeks naar de hemel, om voor altijd bij de Heer Jezus te zijn en ik zal haar later nareizen."

”]a, het is goed dat je iets hebt om je aan vast te houden als je in zo’n situatie komt. Ik Vind het heel erg knap van u dat u dat kunt. Ik ben helemaal niet gelovig en moet ook niet zoveel van al die poespas hebben, maar ik hoop dat ik ook zo iets kan hebben om me aan vast te houden als ik in zo’n situatie kom.”

Ik wees hem er op dat het geen gedachte van ons is en dat het beslist niet ’knap’ van ons is, maar dat de Heer ]Jezus een levende Persoon is en een echte realiteit is in ons leven en dat Hij de enige is die ons alle rust kan geven die we nodig hebben, maar dat geloofde hij niet. Hij vond dat het onderwerp of de persoon waar je in geloofde niet zo erg belangrijk was. De sterkte van je geloof was volgens hem bepalend voor de innerlijke rust. Voor ik weer naar Fija ging om bij haar te ontbijten zei ik hem nog:

"Wat u zegt is hetzelfde als iemand die niet kan zwemmen en dan met een ’stuk hout' in de armen in het water springt en zich daaraan vastklampt om tot de ontdekking te komen dat het 'hout 'lood blijkt te zijn....

Ik had me de laatste dagen regelmatig afgevraagd waarom de Heer haar al die tijd nog bij   had gelaten, terwijl ze steeds zwakker werd en ook steeds meer moest hoesten wat haar veel benauwdheid bezorgde. Nu wist ik het, deze man moest eerst nog iets horen over de Heer Jezus. Hij stond er weliswaar nog afwijzend tegenover, maar de Heer wilde dit toch op een of andere wijze gebruiken. In ieder geval werd Zijn naam die morgen verheerlijkt.