hier is Tinus!

Zo lief had God de wereld dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft  opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  Johannes 3:16

Bezoekers nu

Bezoekers totaal

zaten


Home Wie ben ik Onoverzichtelijke bocht Zijn Naam Cursief Eerste hulp Maarten In vogelvlucht Links Contact

13  Terug naar huis

Complicaties.

De reis naar huis doorstond Fija heel goed. Dat kwam niet in het minst omdat we voor ons vertrek uit Desert Hot Springs op elke luchthaven een rolstoel hadden geregeld. Dat werkte perfect. Toen we ‘s morgens om half zes aankwamen op het vliegveld bij Los Angeles stond er al een medewerker met een rolstoel klaar om Fija naar het vliegtuig te brengen. Ook op vliegveld Dulles in Washington, waar we moesten overstappen voor de vlucht naar Amsterdam, en op Schiphol stonden medewerkers met een rolstoel te wachten. Onderweg at ze ook redelijk goed. En wat we niet hadden durven hopen, ze had onderweg helemaal geen pijn. Wel had ze een zeurderig gevoel in haar linkerbeen. We landden op zaterdagmorgen op Schiphol en de jongens kwamen ons afhalen. De zondag brachten we door bij Marcus en Anneke in Tienhoven. Omdat het woensdag Koninginnedag zou zijn besloten we om tot donderdag bij hen te blijven. In Mexico hadden ze mij geleerd hoe ik Fija injecties moest geven en er op toe te zien dat ze voldoende voedsel binnenkreeg, hoewel dat niet zo gemakkelijk Was. Ook gaf ik haar steeds op tijd haar medicamenten. Om al deze medicijnen mee te kunnennemen vanuit Tijuana had ik zelfs nog een extra tas moeten kopen. Nu we weer terug waren moest ik alles alleen doen zonder terug te kunnen vallen op de verpleegkundigen. We hadden ook SFU meegekregen, want eenmaal per maand moest ze deze ‘chemo- kuur’ ondergaan. Dr, Contreras had ons een paar adressen meegegeven van dokters in Nederland die ons hiermee wel zouden willen helpen. Ook hierin zagen we weer de leiding van de Heer, Want één van deze artsen woonde maar een kwartiertje rijden bij ons vandaan.


Nadat we die donderdagmiddag thuis waren gekomen, kreeg Fija meer en meer pijn in haar Iinkerbeen en na verloop van een week besloten we om de dokter te raadplegen. Zij stuurde ons doom aar het medisch Centrum waar een echo van haar been werd gemaakt. Het bleek dat ze trombose had. De dokter die de echo maakte dacht dat het waarschijnlijk kwam omdat ze met de slechte conditie van haar lever zo lang had stilgezeten in het vliegtuig. Het uiteindelijke gevolg was dat ze, na ruim een week thuis te zijn geweest, weer werd opgenomen in het ziekenhuis. We vertelden van de medicamenten die we uit Mexico hadden meegekregen en we kregen toestemming om die gewoon te blijven gebruiken en ik mocht elke ochtend haar een prik komen geven. Het is begrijpelijk dat het ziekenhuis voor het toedienen van deze medicijnen en die prik geen verantwoording kon nemen. Dat begrepen we best. Ik geloof dat het de genade van de Heer was dat we ook nu de toestand niet al te donker inzagen. Na het bezoekuur ’s avonds ging ik gewoon naar huis. Voor ik naar bed ging, Iiet ik de hond uit die, na een wekenlang verblijf bij Sven, weer thuis was. De volgende morgen kwam ik om een uur of negen in het ziekenhuis om Fija haar prik insuline te geven. Ze had geen suikerziekte maar de insuline moest ervoor zorgen dat de Laetrile beter z'n werk kon doen. Op haar kamer aangekomen bleek dat de plaats, waar de avond tevoren Fija's bed had gestaan, nu leeg was. Ik liep naar de zusterpost en vroeg waar ik mijn vrouw kon vinden. Het bleek dat men de vorige avond een vergissing had begaan. Fija had in een ander ziekenhuis in het buitenland gelegen en daarom moest zij in quarantaine. Dat was deze morgen gebeurd. Ik kon in die speciale afdeling naar haar toe gaan. Handen wassen, muts op, kapje voor neus en mond en papierenjas aan. Daar lag mijn prinsesje.

"Zo, hier is de dokter voor je prik, heb je goed geslapen?”

"Prima, en leuk he, in quarantaine; nu heb ik weer een kamer voor mezelf en hoef ik niet met al die vreemde mensen op een zaal te liggen. Ik wil hier wel blijven, maar het hoeft helaas maar drie dagen dan moet ik weer naar de afdeling.”

”Misschien mag je dan wel meteen naar huis joh.”

"Nee de dokter heeft gezegd dat ik minstens een week moet blijven. Ze moeten weten hoeveel bloedverdunner ik tegen die trombose moet hebben."

Ik gaf haar de insulineprik, en bleef nog even praten terwijl ze zichzelf de injectie met Laetrile gaf in de katheter, waarna ik weer naar huis ging. De volgende drie dagen ging dat zo door; Handenwassen, kapje op, muts, schort voor, enzovoort. Maar op de vierde dag stonden alle deuren open en kon ik zo naar binnen lopen. De quarantaine was opgeheven. En Fija straalde.

"Ik mag hier blijven van de dokter.”

“Hoe krijg je dat nou weer voor elkaar?"

“Ik vroeg het hem gewoon. Ik zei dat ik het veel fijner vond om alleen een kamer te hebben en toen mocht ik hier blijven op voorwaarde dat er geen andere quarantaine patiënten zouden komen, want dan moet ik meteen Weg. En ik mag overmorgen al weer naar huis, want ze hebben de medicatie al vastgesteld.”

Maar voor het zover was kregen we eerst nog een bericht dat ons eens temeer de ernst van de situatie toonde. We hadden uit Mexico alle röntgenfoto's die daar gemaakt waren mee gekregen. De avond voor de dag dat Fija weer naar huis mocht, juist toen ik op het punt stond om naar haar toe te gaan, ging de telefoon.

“Martien wil je de foto's uit Mexico meebrengen? Vooral de longfoto’s want ze hebben vanmiddag hier ook foto’s gemaakt en ze willen die graag vergelijken met die uit Mexico, omdat ze denken iets op mijn longen gevonden te hebben.

”Ik heb de foto's die avond meegenomen en afgegeven bij de zusterpost. Toen ik de volgende morgen bij haar kwam zat ze al aangekleed op bed. We moesten alleen wachten totdat de oncoloog was geweest. Dat duurde nota bene twee en een half uur! Hij zou om halftien komen, maar wie er ook kwam, geen dokter. we waren allebei heel erg bang. Wat was de reden van zijn wegblijven? Was Nederland een beetje Mexicaans aan het worden of was het misschien hetzelfde als twee maanden geleden toen we het bericht kregen dat de lever was aangetast? Toen liet de chirurg ons ook wachten, alleen niet zo vreselijk lang. Maar eindelijk kwam de oncoloog samen met zijn coassistente. Hij was niet erg op zijn gemak. Hij begon alles op een rij te zetten wat ze de afgelopen dagen hadden gedaan om tot een juiste diagnose te komen. Hij had het uitvoerig over de longfoto’s en de knobbel in haar buik. En ook over de zinloosheid van onze reis naar Mexico.

Ik dacht bij mezelf: ”Vent schiet toch op en zeg eindelijk eens waarvoor we al die tijd moesten wachten, wat is de situatie?”

Hij had geen best nieuws. De knobbel in haar buik bleek een tumor te zijn. Nu, dat wisten we al een maand. Er was ook een uitzaaiing in de long geconstateerd.

"Een haartje", zei  hij; of was het een ’haardje'. Ik dacht dat een d of een t in dit geval wel verschil maakte, maar ik wilde het niet vragen met Fija erbij. En was het overigens eigenlijk nog wel belangrijk? De oncoloog raadde ons aan om onmiddellijk te beginnen met een stevige chemokuur. De methode zoals die in Mexico werd gevolgd was volgens hem totaal nutteloos en verspilling van tijden geld. Ik overwoog later heel sarcastisch dat zijn methode inderdaad veel beter was... Hij kon garanderen dat hij twintig procent kans kon geven dat een flinke chemokuur het leven enigszins kon verlengen. Wat is dat voor een ’garantie’? Een garantie van een kans van twintig procent op een kans!. Dat is toch ongeveer gelijk aan de nul procent die hij eerder had genoemd toen ontdekt was dat haar lever was aangetast. Ik werd wel erg sarcastisch. Hoe kun je gezond worden door het lichaam vol te stoppen met chemische rotzooi waar je juist hartstikke ziek van wordt? Fija stelde voor om naar Mexico te faxen en dr. Contreras te vragen wat we nu moesten of nog konden doen. Dat vond de oncoloog natuurlijk helemaal onzin. Toch besloten we voorlopig om eerst maar eens informatie in Mexico in te winnen. Thuisgekomen verzond ik meteen een fax naar Tijuana waarin we vertelden wat men ons in het ziekenhuis had gezegd en waarin we dr. Contreras om raad vroegen. Nadat we iets hadden gegeten, gingen we een uurtje naar bed. We begonnen heel erg verdrietig. We huilden in elkaars armen en wilden alleen maar heel dicht bij elkaar zijn. Uiteindelijk hebben we samen gebeden en daarna konden we toch nog een poosje slapen.

Hoe moeilijk is het om te aanvaarden dat je geliefde zo ziek is? Het is een ervaring die eigenlijk altijd heel ver van de werkelijkheid afstaat. Nooit eerder werd je er zo van nabij mee geconfronteerd. Het was altijd een ander. Ook al was het iemand in je naaste familie. Vader en moeder die zijn overleden en een nicht en een tante die omkwamen in een verkeersongeluk. Het is zo onwezenlijk. Hoe kun je er ooit mee leven wanneer je vrouw zo ziek is? We waren beiden blij met elke minuut die we met elkaar beleefden. We deden niets liever dan alleen maar dicht bij elkaar zitten. We wilden elkaar zien en voelen. Steeds meer drong de vraag zich op: Hoe lang nog? Alleen al het stellen van deze vraag deed zoveel pijn! Een pijn die ondraaglijk was en die we in eigen kracht niet aankonden. Fija was de helft van mij, en ik de helft van haar en we konden geen helft missen. Ik kan niet leven met alleen maar de helft. Ik heb haar helft zo vreselijk hard nodig. Dat lijkt op egoïsme en dat is het natuurlijk ook; maar ik zag niet hoe ik zonder haar verder zou kunnen leven. We waren de afgelopen twintig jaar dag en nacht bij elkaar geweest. We vulden elkaar in zoveel dingen aan. We waren een hechte eenheid. Terugdenkend aan deze tijd van wachten op het antwoord uit Mexico kan ik alleen maar zeggen dat mijn gedachten tamelijk chaotisch waren. Net zo chaotisch als ik hierboven heb opgeschreven. Heen en weer schietend in het verleden en het heden. Ik dacht bijna steeds aan de hemel en daardoor natuurlijk ook aan het komende afscheid dat nu toch wel erg dicht bij leek te komen. Het leven is mij Christus en het sterven gewin. Deze Bijbeltekst kwam steeds in mijn gedachten terug. Ik dacht aan de dood als een duistere tunnel met licht aan het einde. De dood is voor een gelovige eigenlijk alleen maar een schaduw en iemand heeft eens gezegd dat een schaduw je niets kan aan doen, de dood zelf zullen we niet zien, het is alleen een doorgang naar het echte leven. Al ga ik door een dal van schuduwen des doods, ik vrees geen kwaad want Gij zijt met mij. Maar dan dacht ik weer aan de strijd die zo groot en zo fel kan zijn, hoewel de overwinning van tevoren vastligt. Rust en vrede liggen gereed. Dat is het grote verschil: Hij, de Heer Jezus, is bij ons, ook in de moeilijkste perioden van ons leven. In deze tijd dacht ik er vaak aan dat ik ook wil heengaan. Bij de Heer Jezus te zijn lijkt me gewoon het beste. Voor mij en ook voor Fija. Maar als ik dat bedacht was ik me ook meteen bewust dat ik gezond was en Fija ziek, en zo was de gedachtencirkel weer rond, want ik zou achterblijven. lk moest haar loslaten. En ik kon niet zonder haar. De gedachte dat de Heer ons niet aan elkaar had gegeven om te houden kwam telkens weer terug. Ik dacht ook aan de moeilijke weg die Fija moest gaan, door het dal van de schaduwen des doods, maar als zij erover praatte was ze bijna altijd zo rustig, zelfs als ze moest huilen. Dat troostte mij zo, omdat ik aan haar kon zien dat ze voorbereid werd op de eeuwigheid. Maar het maakte me dan ook meteen weer zo bang. Steeds weer werd ik heen en weer geslingerd in mijn emoties. Ik dacht aan Abraham. Hij moest Izaäk offeren en nadat hij zich innerlijk helemaal los had gemaakt van zijn zoon en het mes ophief om hem te doden, mocht hij hem toch houden. Zou de Heer met ons ook zo'n weg gaan? Als ik mijn vrouw nu helemaal losliet zou ze dan ook mogen blijven? Als dat zo was zou ze beslist beter worden, want ik had haar in November vorig jaar al helemaal in Gods handen overgegeven. Maar hoe vaak had ik intussen al getwijfeld en hoe vaak was ik zwak geweest en als het ware weer uit Gods handen gepakt en weer in mijn eigen handen teruggenomen? Hoe zwak was mijn geloof en mijn vertrouwen geweest de afgelopen tijd? En was het wel echt zo dat ik haar toen in November had overgegeven? Had ik het misschien toch gedaan met de gedachte diep van binnen dat de Heer haar dan terug zou geven? Was ik toen wel helemaal oprecht geweest? Allemaal vragen waar ik niet op kon antwoorden. Hoe kun je jezelf voldoende kennen zodat je in zulke omstandigheden je eigen motieven duidelijk kunt onderscheiden. En toch, ik wist het eigenlijk toch héél zeker, op die vrijdagavond had ik haar losgelaten. Ik had haar overgegeven in Gods trouwe Vaderliefde. Lk moest ook erkennen dat het best mogelijk was dat ik haar later als het ware weleens had ’teruggenomen'. Best mogelijk, maar de Heer wist dat het die avond heel echt was. Daar wilde ik mij steeds weer aan vasthouden en zo mijn overgave aan Zijn wil weer herbevestigen. Hoe kan ik uitleggen Wat er in die tijd allemaal door me heen ging, verward als ik was. En toch was deze verwardheid alleen maar fragmentarisch aanwezig, Want als ik nu terugkijk dan zie ik ook diepe troost en rust in deze zelfde periode. Er kwamen juist ook in die periode zoveel Bijbelteksten in onze gedachten zoals: Wie in Mij gelooft zal niet sterven in eeuwigheid, gelooft gij dat? Heel vaak spraken we het dan samen uit: “Ja Heer Iezus we geloven het, maar we moeten allebei soms zo vreselijk huilen. We houden zoveel van elkaar dat weet U toch! U mag ons niet losscheuren, dat zal zo vreselijk veel pijn doen.” Het duurde twee dagen voor we bericht kregen uit Mexico. Niet alles wat Dr. Contreras schreef vertelde ik aan Fija. De toestand was ook in zijn ogen weinig hoopvol en dat is een understatement. Hij zei dat we de hoeveelheid Laetrile per dag moesten verdubbelen en zo snel mogelijk extra FU5 via de katheter naar de lever moesten brengen. Verlenging van het leven kwam nu niet meer op de eerste plaats, nu moesten we vooral denken aan de kwaliteit van het leven dat haar nog restte. We hadden ondertussen contact gezocht met de dokter waarvan we het adres uit Mexico hadden meegekregen en hij wilde ons graag helpen. En zo reden we op een middag naar zijn kliniek waar een van de verpleegsters ons instructie gaf hoe we de FU5 moesten toedienen. Het was niet zo moeilijk maar de kuur duurde wel vijf dagen en het was voor Fija heel belastend om elke dag naar de kliniek en weer teruggereden te moeten worden. Vandaar dat we in overleg met de arts besloten om het gewoon thuis te doen. Ik sloeg een spijker in de muur boven het hoofdeinde van het bed waaraan ik de zak met vloeistof ophing. Ik verbond de zak met FU5 met de katheter en hield de druppelsnelheid in de gaten. Dat ging allemaal heel goed en gaf geen enkel probleem. De volgende weken werden gekenmerkt door tijden van optimisme en van bezorgdheid. De Heer bewaarde ons voor depressies; we waren elke dag gelukkig met elkaar en genoten van elk uur dat we bij elkaar waren.lk had inmiddels dagwerk aan de Verzorging van mijn vrouw. Opeen gegeven moment werd ze toch wat sterker en bloedtests lieten zien dat er afbraak was van kankercellen. We hoopten dat de Laetrile en de FU5 op een gegeven moment toch nog zoveel effect zouden hebben dat er een ommekeer zou komen en de weg naar herstel op het laatst toch nog zou worden ingeslagen. Eenmaal per week reden we naar de kliniek voor aanvullende behandeling. Op een mooie dag in mei gingen we  vroeger weg, omdat ze graag eens door het bos wilde rijden. Ze hield zo van de natuur en wilde zo graag eens naar buiten. Nadat we in de buurt van Leende en Budel hadden rondgereden en we op enkele plaatsen even op een bankje hadden gezeten, gingen we naar de kliniek. De dokter gaf haar een injectie met “Wobe mugos’, een van de weinige stoffen die in staat zijn om door te dringen in kankercellen. Na de injectie bleven we altijd nog een klein half uurtjenzitten omdat het altijd mogelijk Was dat de 'shakes' zouden komen. Na twintig minuten reden we weer weg. Vlak bij huis aangekomen begon ze te rillen. We waren net bij een rotonde zodat ik meteen terug kon rijden naar de kliniek. Met volle snelheid reed ik dwars door Eindhoven waarbij ik alle rode verkeerslichten (voorzichtig) negeerde. Bij de kliniek stopte ik voor de deur, Ik nam Fija in mijn armen en schopte de deur open. Een verpleegster die me aan had zien komen wilde net naar buiten komen met een rolstoel. Ik liep haar voorbij en rende in een keer door naar een behandelkamer waarvan de deur open stond en legde haar op een brancard. Een andere verpleegster had de dokter al gewaarschuwd en binnen een enkele minuut had ze een injectie gekregen die haar geleidelijk aan weer tot rust moest brengen. Dat was wel op tijd, Want tijdens de rit was het rillen overgegaan in een onbeheerst schokken van haar hele lichaam. Een half uur later was het gelukkig allemaal weer voorbij. Maar wat was ze daarna moe! De fijne tijd die we samen in het bos hadden doorgebracht verdween helemaal naar de achtergrond.

Hopen tegen de logica in

Het is wonderlijk hoeveel 'hoop' een mens steeds weer kan hebben. ]e ziet steeds meer dat de ziekte niet voortschrijdt, maar voortholt, En toch zie je elke keer weer reden om te hopen. Steeds weer klem je je vast aan kleine positieve (of positief lijkende) veranderingen. Het was een hele ’dubbele’ tijd. Aan de ene kant hielden we er beiden rekening mee -tegen beter weten in...?- dat Fija toch nog beter zou kunnen worden; aan de andere kant hadden we vaak de gedachte dat we uit elkaar zouden moeten gaan.


Licht aan het eind van de tunnel

Op een dag kwam ik boven en ik zag aan haar ogen dat ze had gehuild.

“Ben je verdrietig?"

"Ik ben zo bang dat het niet meer goed komt Martien.”

"Ia, dat is mogelijk liefje. We weten de weg nog niet, die de Heer met je wil gaan he.”

“Ik heb het idee dat ik in een heel donkere tunnel leef op dit moment en dat maakt me bang.”

Ik vond het typisch dat ik wat dagen eerder ook aan dat beeld had gedacht en nu kon ik er iets over zeggen. Had de Heer dat niet eerst in mijn gedachten gebracht dan had ik waarschijnlijk geen woord van troost voor haar gehad. Ik sloeg de deken open en ging bij haar liggen. Ze draaide zich op haar zij naar me toe en sloeg de deken weer over me heen en zo lag ze een hele tijd stil in mijn armen. Ik lag met gesloten ogen naast haar zonder meteen iets te zeggen. Op een gegeven moment begon ze me met haar vinger te strelen. Eerst over mijn voorhoofd en dan over mijn neus, lippen en kin in mijn hals. Ik opende mijn ogen en keek in haar donkerbruine ogen die nu weer helemaal rustig stonden. Ze straalde werkelijk rust en vrede uit. Ik wist niet of ik nog iets van die tunnel moest zeggen of niet. lk besloot het toch maar te doen.

”Lieverd, over die tunnel he? Weet je nog die tunnels in Zwitserland en dan vooral die ene toen we van Lindau naar Bregenz in Oostenrijk reden. Die was zo verschrikkelijk lang; alsof er geen eind aan kwam. Herinner je dat?"

”]a die vond ik niet leuk; het duurde te lang voor we weer licht zagen.”

”Zijn wij ooit wel eens een tunnel ingereden en dat we aan het einde ervan moesten keren omdat er geen uitgang was?"

”Nee, natuurlijk niet, je komt er altijd wel weer uit."

"Ik heb de laatste tijd ook aan ons leven gedacht in vergelijking met een tunnel. Alle tunnels, met of zonder verlichting hebben allemaal een uitgang; de ene tunnel is helemaal donker en een andere wat minder maar elke tunnel gaat eenmaal voorbij, dan ben je weer in het licht. Of je beter wordt of niet dat weten we nu nog niet. Maar de belofte van de Heer is er: Er komt licht! Deze duistere tijd houdt op. Op een dag zien we het stralende daglicht weer. Dan is de duisternis van de tunnel helemaal vergeten. O ja, we zullen het ons nog wel herinneren, maar we zullen blij zijn met het licht na de periode van duisternis. Als je naar Huis geroepen wordt, kom je in het licht bij de Heer Jezus en als je beter wordt gaan we samen verder in het licht. Elke tunnel Waar we dan door zullen rijden zal jou en mij herinneren aan deze tijd. De tijd waarin we samen zoveel genade en kracht van de Heer hebben ontvangen. Hoe het ook afloopt, we zullen het licht weer zien, hier op aarde of bij de Heer boven. Geloof je dat?"

“Ie bent een schat, en je hebt nog gelijk ook, maar het zal voor jou zo moeilijk zijn om alles alleen te moeten doen en ik wil je niet alleen laten."

"De Heer zal echt wel voor mij zorgen darling, al moet ik er nu niet aan denken dat je bij me weg zal gaan.”

We hadden er de afgelopen tijd natuurlijk vaker over gesproken dat ze misschien niet beter zou worden, maar zo indringend als nu nog niet eerder. Het was nu heel anders en ik wist niet waarom. Nu kwamen de gedachten die ik over Abraham en lzaäk had gehad weer naar boven. Had ik het verkeerd begrepen, zou de Heer haar toch van mij wegnemen? Zou ze nu al naar Huis gaan? Ik kon er niets aan doen, maar ik moest op dat moment zo wanhopig huilen. Ik wilde het beslist niet in haar nabijheid doen, maar ik kon het niet helpen. Mijn hele lichaam schokte en ik kon maar niet ophouden. Ze liet me eerst een poosje huilen en duwde me toen kalm op mijn rug en boog zich over me heen. Ze veegde de tranen uit mijn gezicht, kuste me en streelde mijn haren een tijdje en dan vroeg ze me:

"Martien, dat verhaal over die tunnel, geloof je dat zelf wel?"

"Ja ik geloof het wel, maar de gedachte dat ik je los zou moeten laten overweldigde me zo verschrikkelijk mijn liefste, Ik kan niet zonder jou en ik wil sterk zijn als ik bij je ben en je niet tot extra last zijn met mijn verdriet.”

”Och, lieverd, ik ben zo blij met je en je doet zoveel voor me. Als je wilt huilen dan moet je dat gewoon doen, dat begrijp ik toch wel. En liefste, er is echt licht aan het einde van de tunnel, dat moeten we allebei vasthouden. Ook voor jou is er licht aan het einde van de tunnel; ook als je alleen achter zal moeten blijven.”

Van de hak op de tak

Wanneer we in een levensbedreigende situatie komen, lijkt het soms wel alsof je elkaar meer te zeggen hebt dan je zult kunnen bespreken in de tijd die wellicht nog rest. Misschien is dat één van de redenen dat onze gesprekken steeds meer gefragmenteerd werden. Het ene moment spraken We over haar ziekte en de toekomst en een paar minuten later haalden We herinneringen op uit het verleden. Soms leek het heel onsamenhangend en vroeg je jezelf af hoe je op een bepaald onderwerp kwam. Het was intussen juni geworden; ongeveer zeven maanden na de operatie aan de dikke darm, en twee maanden na terugkeer uit Mexico. We merkten dat haar buik nogal dik werd en ze moeite kreeg met de stoelgang. Al eerder hadden we gemerkt dat haar darmen nogal wat lawaai maakten. Soms maakten ze een geluid alsof de stop uit een volle gootsteen werd getrokken en leeg liep. De dokter vertelde ons dat het kwam door een vernauwing in de darmen door tumoren. Dit zou op een gegeven moment kunnen leiden tot een volledige blokkade. Dit greep Fija heel erg aan. Ze was zo verdrietig en zei meteen dat ze dacht niet meer beter te worden. Ze huilde omdat ze moest denken aan onze kleinkinderen Marieke, Tirsa en Martijn, en aan Jonathan die net een maand tevoren geboren was. Ik had haar toen nog naar Tilburg gereden in de camper omdat ze de nieuwe baby meteen wilde zien. Ze had gedurende de reis op het bed gelegen omdat ze te zwak was om voorin te zitten. En natuurlijk dacht ze ook aan de baby die Nicole verwachtte.

"De kinderen zullen vragen: Waar is oma nu? En dan is oma er niet meer. En de baby van Peter en Nicole zal mij nooit..."

Haar stem begaf het en ze keek me aan met zo 'n oneindig verdrietige blik in haar ogen. lk kon alleen maar zwijgen en toch wilde ik iets zeggen al was het alleen al om de benauwende stilte te verbreken. Ik wilde iets zeggen; woorden van troost. En ik zei zo iets stoms als:  “Je zult er altijd zijn."

Ondanks alles glimlachte ze een heel klein beetje: "Maar niet hier, en het doet zo'n pijn als ik daar aan denk. Voor jou vind ik het ook zo erg. We waren altijd zo gelukkig samen. Weet je nog dat iemand eens zei dat er in ieder huwelijk wel eens 'iets' is?"

Dat herinnerde ik me nog heel goed. We waren op een thema-avond over het huwelijksleven en terwijl die persoon dat zei, had Fija me even aangekeken, naar me geknipoogd, en haar hoofd geschud terwijl ze geluidloos zei: "Niet bij ons".

Terwijl ik zo naast haar lag gingen in enkele seconden allerlei gedachten uit het verleden door me heen. lk dacht er aan dat wij zo gelukkig waren geworden. Ik wist heel goed dat dit alleen kwam doordat God in ons leven was gekomen. Hij heeft ons huwelijk heel mooi gemaakt. De eerste paar jaar was het heel Wat anders. Fija heeft later wel eens tegen me gezegd dat ik in die eerste jaren van ons huwelijk een soort ‘getrouwde vrijgezel' was. Ik kwam en ging als het me uit kwam; en als ik pret had met vrienden zat zij alleen thuis. Gelukkig heeft de Heer al gauw ingegrepen. Hij heeft ons ook geholpen om zaken praktisch in te vullen. Zo stelde Fija een keer voor om 's avonds na de maaltijd nooit over vervelende dingen te praten. En dat was heel belangrijk, hoe kun je blij en gelukkig gaan slapen als je hoofd nog vol is met negatieve gedachten. Die negatieve dingen behoeven niet altijd iets te zijn dat verdeeldheid brengt tussen man en vrouw. Het kunnen ook dingen zijn waar je door het werk of zo bij betrokken raakt. Soms als ik wel eens iets vervelends naar voren bracht 's avonds, zei ze: ”Kijk eens op de klok".

Dat was voldoende. als we soms over iets een meningsverschil hadden dan deden we wat de Heer zegt in zijn woord: Geraakt gij in toorn, zondigt niet: de zon mag niet over een opwelling van uw toorn onder gaan. lk zei wel eens tegen Fija dat, als ze wilde genieten van een onenigheidje, ze dat beter in de zomer kon doen, dan mag het wat langer dan in de winter ....Maar ik kan me eigenlijk geen enkele onenigheid tussen ons herinneren. O ja, het gebeurde wel eens dat ik over een bepaalde beslissing die we moesten nemen iets anders dacht dan Fija. Als ik dan mijn mening gaf over wat ik dacht te moeten doen, dan knikte ze wel eens, maar dan zei ze verder niets. Vaak ging ze even daarna naar boven. Dan ging ze het ’achter mijn rug om' aan de Heer vertellen. En het gebeurde nogal eens dat ik daarna in de loop van de dag mijn eerder ingenomen standpunt moest wijzigen. Als ik het haar dan vertelde glimlachte ze alleen maar. Dan wisten we beiden dat de Heer haar gebed had gehoord en beantwoord. Zo hielp ze me, zonder te proberen de beslissing uit mijn handen te nemen of me te beïnvloeden, en zonder zich op de voorgrond te dringen.

”]e bent een schat.”

Haar woorden wekten me uit mijn gedachten.

"Waar denk je aan?"

"Aan van alles, vooral aan jou en al die jaren dat we bij elkaar zijn.”

“Ja we hebben hele fijne herinneringen. ”

Ik knikte en zei verder niets meer, straks zou ik alleen nog maar herinneringen over hebben en die gedachte maakte me zo weemoedig dat ik mijn tranen niet kon tegen houden. In die tijd kwam ook de gedachte in me op dat de belangrijkste dingen in het leven niet van tevoren geleerd kunnen worden. Trouwen en rekening leren houden met elkaar moet je in de praktijk van het huwelijk leren. Om vader en moeder te worden zijn er alleen maar praktijklessen. Kinderen opvoeden idem dito en je moet het leren met vallen en opstaan. En het lijden aan een levensbedreigende ziekte kan ook niet eerst even geoefend worden. Overlijden doe je ook maar één keer .... Dan moet je leren los te laten. ]e moet het leren, of je het wilt of niet. ]a, loslaten doet vreselijk veel pijn. De kinderen los te moeten laten en de kleinkinderen niet te zien opgroeien... Dan komt het er op aan of we geloven. Bij 'mooi weer en als de zon schijnt’ is geloven niet zo'n vreselijk grote opgave, dan kun je soms heel gemakkelijk praten over' de wil van de Heer in je leven'. Bij storm en noodweer wordt het plotseling anders. Dan gaat het er om spannen en bij alle zwakheden mogen we dan toch ervaren dat het geloof een realiteit in ons leven kan zijn. God gaf ons ook telkens weer de genade te blijven geloven dat het werkelijk waar is als Hij zegt: Heengaan en met Christus te zijn is verreweg het beste. Dat kunnen we niet begrijpen met ons verstand, want dat verstand zegt dat we beter bij elkaar kunnen blijven. Maar God zegt het en dus is het waar! Wij moesten dat samen in geloof aannemen. Ook gingen we meer dan tevoren zien op de beloften van God voor de toekomst. Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat niet in een mensenhart is opgekomen, hetgeen God bereid heeft voor hen die Hem hebben Wat een volheid van genade en troost mochten we door alles heen van Hem ontvangen. En het mooiste komt nog: Straks bij de Heer Jezus mogen we genieten van alle geweldige dingen die ons verstand en ons hart nu nog niet kunnen bevatten. Fija en ik spraken in deze tijd ook af dat ze voor mij niet hoefde te blijven vechten. Als het moment zou komen dat ze er vrede mee zou hebben om haar hoofd te ruste te leggen, dan zou het goed zijn voor haar en ook voor  mij. De reden waarom ik dit met haar besprak was een gebeurtenis in Mexico. In de tijd dat wij er waren, was er een echtpaar waarvan de vrouw aan het einde van haar krachten was gekomen. Zij en haar man waren beiden kort tevoren tot geloof in de Heer Jezus gekomen en zij verlangde er naar om bij Hem te zijn. Maar haar man zei steeds dat ze haar best moest blijven doen en moest blijven vechten omdat ze dan misschien nog beter zou kunnen worden. Hij vond het zo moeilijk om haar los te laten. Een van de artsen had een lang gesprek met deze man en op een ochtend kon hij het tegen zijn vrouw zeggen: "Als je niet meer wil vechten dan is het goed. Dat was zo'n bevrijding voor deze vrouw dat ze diezelfde dag nog naar de Heer Jezus ging.


Weer naar het ziekenhuis

Op een zondagmorgen, begin juni, maakte Fija me heel vroeg wakker en zei dat ze zo'n vreselijke buikpijn had. Ze was ’s nachts al een keer uit bed geweest om een pijnstiller te pakken, maar dat had maar heel weinig geholpen. Ze had gewacht tot het buiten wat lichter was geworden omdat ze me niet in mijn nachtrust wilde storen. Ik belde de dienstdoende dokter, die onmiddellijk kwam. Hij onderzocht haar en vond het beter om haar meteen naar het ziekenhuis te brengen. De chirurg stond al te wachten bij de poli en Fija werd meteen in bed gelegd en klaargemaakt voor een spoedoperatie. De darm was geblokkeerd en zou knappen als er niet werd ingegrepen en dat zou voor haar een spoedig einde betekenen. Haast was geboden. Ze werd naar de operatiekamer gereden en op de gang voor de O.K. hebben we samen gebeden, waarna ik naar de samenkomst ging omdat het toch weinig zin had om in het ziekenhuis te blijven. Het was een zegen om samen met de broeders en zusters rondom de Tafel van de Heer samen te komen. Maar mijn gedachten werden nogal eens weggetrokken. Ik bedacht dan hoe diep en donker de weg was die zij gaan moest. Het leven uit jezelf te voelen wegebben, dat moet toch een enorme grote onrust en bange gevoelens geven. Ik bad dat ik haar zou kunnen blijven geruststellen door te wijzen op de Heer Iezus. Wat was ik dankbaar dat ik er nog was. Ik, die in het verleden zo vaak ziek ben geweest, en die steeds door Fija werd verpleegd en verzorgd. Zij was altijd de sterkste van ons tweeën. En nu mocht ik voor haar zorgen. Stel je voor dat ze al weduwe geweest zou zijn, dan zou ze al weken alleen in het ziekenhuis hebben gelegen omdat ze niet meer voor zichzelf kon zorgen. Ik hoopte die morgen ook dat als ze zou moeten overlijden dit in de vertrouwde omgeving van ons huis zou mogen gebeuren. We woonden weliswaar nog maar pas een jaar in Eindhoven, maar dat leek me veel beter dan dat zij vanuit het ziekenhuis naar de Heer Jezus zou gaan. Ik wilde dat we heel dicht bij elkaar zouden zijn. Ik bad dat de Heer haar een glorieuze ingang zou geven in de hemelse heerlijkheid en dat ze hier op aarde er al iets van zou mogen ervaren. Ik was die morgen ook teleurgesteld. Niet in God! Ik ervoer Gods nabijheid elke dag, ook die zondag. Hij zorgde voor innerlijke rust en blijdschap, omdat ik wist dat alles wat Hij doet goed is. Nee, ik was meer teleurgesteld in de tijd. Het leek nog maar zo kort geleden dat we elkaar leerden kennen. Ik zag het als het ware gewoon voor me; de tijd dat ik bij mijn vader in de bakkerij Werkte en met een bakfiets het brood naar de klanten bracht. We zagen elkaar bijna elke dag als ik voorbij kwam bij de familie waar ze in de huishouding werkte. Wanneer ze het geluid van de motor van mijn bakfiets hoorde kwam ze met de jongste dochter van de familie naar buiten. Christine heette ze, zij was toen net drie jaar. Nu was de ’kleine Christine' al zevenendertig. En toch was het net alsof het nog maar zo kort geleden is. Vorige week leerde ik Fija kennen en een paar dagen geleden trouwden we en nu moeten onze wegen zich alweer scheiden? Mijn laatste gebed die morgen in de samenkomst, was een stil gebed. Of de Heer haar, 'de lust van mijn ogen' aan mijn zij wilde laten en haar niet van mij zou afscheuren. De derde dag na de operatie zou Fija les krijgen in het verzorgen van de stoma’s. Ze had er namelijk twee gekregen, één links en één rechts. Een van de dunne- en een van de dikke darm. Ze zag er zo vreselijk tegen op en vroeg me of ik wilde kijken wat er moest gebeuren en hoe. Ik vond het er allemaal ook maar griezelig uitzien. Maar het verlangen om haar weer thuis te hebben won het, want ze mocht pas naar huis als we het verzorgen van de stoma’s onder de knie zouden hebben. Elke morgen verwisselde ik onder toezicht de zakjes en maakte alles schoon. Fija lag op een tweepersoons kamer en ik mocht de nachten bij haar doorbrengen. 's Morgens waste en verzorgde ik haar, dan ging ik naar huis om wat te werken en 's middags ging ik dan bij haar op bezoek. 's Avonds, na het bezoek, ging ik onze hond Anoushka nog even uitlaten en dan weer terug naar het Ziekenhuis om daar te slapen. In die tijd kreeg ze voor het eerst pijnstillers in de vorm van pleisters. Eerst moest even worden afgewacht hoe ze erop zou reageren en hoeveel ze nodig had. In het begin hallucineerde  ze, en zag ze dingen die er helemaal niet waren, maar dat had ze zelf wel inde gaten. Als ze dan iets vreemds zag, lachte ze een beetje en vertelde me dan wat ze zag. Maar na enkele dagen zag ze geen gekke dingen meer en voelde ze zich ook een stuk beter. We waren heel blij dat we na twaalf dagen in het Ziekenhuis weer thuis waren en weer in ons eigen bed konden slapen. Ze zei die eerste avond toen we thuis waren, dat ze er naar uit zag om de volgende zondag weer in de samenkomst te kunnen zijn. Ze stelde voor dat ik haar de komende zondag er met de rolstoel heen zou rijden.



Foto: Fija in onze huiskamer in Eindhoven.