La Côte aux Fees
In dit dorp in de Zwitserse Jura gingen mijn vrouw en ik met de kinderen jarenlang met vakantie. Als je er voor het eerst kwam kende je iedereen binnen enkele uren. In veel huizen hebben we gegeten en koffie gedronken. Maar wat het meeste indruk op ons maakte was ’s avonds. Wanneer de kinderen op bed lagen gingen we samen naar buiten. Dan konden we niets zien omdat het zo donker was. Als de zon onder was gegaan was het zó donker dat het je verbaasde dat als je liep het geen schurend geluid maakte. Met wijd opengesperde ogen zag je, als je om je heen keek…. NIETS.
Maar, keek je naar boven! Mensen wat een pracht en praal, al die sterren, nee zoveel zie je er bij ons thuis niet. Hier was (nog) geen lichtvervuiling. De hemel was één grote uitbundige feestverlichting. Ter ere van de Schepper. Ik voelde waar mijn vrouw stond en pakte haar hand. Samen liepen we op de tast naar het bankje voor het huis. Daar ondergingen we die overweldigende schoonheid. Regelmatig zagen we daar ook een ‘vallende ster’. We zaten daar samen dan een beetje te ‘psalmachten’. Wat dat is? Gewoon een beetje nadenken over die achtste Psalm. Overweldigd door die schoonheid van de sterrenhemel – die David ook zo moet hebben gezien - dachten we ook aan het wonder dat God aandacht en interesse voor ons heeft. Wat wist David van lichtjaren, radiotelescopen en noem maar op? Wij wel. We weten dat het universum onmeetbaar is. Dat betekent dat onze aarde in het geheel van de ruimte alleen maar een micropuntje is. Nog veel kleiner dan het puntje aan het einde van deze zin. Op dat micropuntje krioelen 6 miljard mensjes en van elk van hen is Hij op de hoogte. Dat niet alleen, maar met elk van hen wil Hij ook nog in contact komen.
Natuurlijk, deze Psalm gaat over de Heere Jezus, die om te sterven voor onze zonden voor korte tijd minder dan de engelen werd gemaakt. Hebreeen 2:5-9. Dat te bedenken maakte het voor ons nog veel indrukwekkender. We zongen dan(heel zachtjes voor de slapende buren en omdat ik nogal redelijk vals kan zingen) met zijn tweetjes op dat bankje:
‘Deze God, die aard’ en hemel schiep
is dezelfde God, die mij eens riep
uit het duister tot zijn heerlijk licht;
zodat ik elke dag Hem Vader noemen mag.
En die zijn liefde aan mij openbaart,
Mij rechtvaardig in zijn Zoon verklaart …
Ook al zie je op zo ‘n avond wel tien sterren vallen; als je zo onder de indruk komt van de grootheid van God en van zijn liefde voor ons dan schiet er toch helemaal niets meer te wensen over.